Lang leve de lente: een vrolijke dansles over bloemen en vlinders

Foto: Unsplash.

MUZIEK & LESMATERIAAL | “De wolken verdwijnen, de zon gaat weer schijnen, iedereen is blij…” Met dit vrolijke liedje in haar hoofd bedacht dansdocent Astrid Spit een nieuw lesplan, want ze is dol op de lente! Daarom gaan haar danslessen voor peuters en kleuters nu over bloemen en vlinders. In dit vrolijke lesplan deelt ze haar favoriete oefeningen, met bloemen, sjaaltjes en hoepels. De kinderen gaan het lentegevoel in de dansles zelf creëren en ervaren. Dansplezier gegarandeerd!

Lang leve de lente!

De lente is begonnen! En wat vind ik dit een fijn thema om mee te werken met de peuters en kleuters. Of je nu de dieren, de bloemen of het weer centraal laat staan, alle jonge kinderen kunnen zich uitleven in dit voor hen zo herkenbare thema. En ook ik word er dus vrolijk van! Vooral van de zonneschijn in de lente word ik blij. En ik denk dat ik niet de enige ben. Als de lente begint is iedereen vaak een stukje vrolijker. Je hoort de vogels fluiten, de dagen worden weer wat langer, de zomer is in aantocht en je kunt weer lekker naar buiten.

Graag breng ik daarom een stukje lente in de dansles. In onderstaand lesplan worden de kinderen bloemen en vlinders. Ik zeg bewust ‘worden’, want ik wil dat de kinderen echt de beleving hebben dat ze transformeren in iets anders. Dus niet nadoen, maar ‘worden’. Niet ‘doen alsof’ - die woorden probeer ik te vermijden - maar je bént het! Het belang hiervan heb ik geleerd tijdens mijn opleiding Peuterdans van Dingjan Peuterdansonderwijs.

Jonge kinderen leven namelijk nog in een fantasiewereld. Door te vertellen dat je doet alsof, haal je ze juist uit die fantasie en dat werkt de dansbeleving tegen. Probeer daarom zo veel mogelijk in beeldende taal te spreken. Een voorbeeld hiervan is het maken van de kring. Als je zegt ‘Nu gaan we in de kring staan’, is dit voor peuters erg abstract. Benoem in plaats daarvan een ronde vorm die aansluit bij het thema. In het geval van de lente zou je kunnen zeggen ‘We maken een grote bloem met zijn allen’. 

LESPLAN LENTE

Benodigdheden:

  • Geplastificeerde plaatjes van bloemen

  • Mand (of doos)

  • Danssjaaltjes (voor ieder kind twee)

  • Hoepels (of tape)

  • Vlinder (knuffel of afbeelding)

  • Verschillende kunststof lentebloemen

  • Organza doek (doorzichtige doek van de stoffenzaak)

1 | START

Zoals iedere les starten we in de kring. Vooral bij jonge kinderen zorgt de kring voor een gevoel van geborgenheid en vertrouwen. Je laat alle kinderen op een bloem zitten, zodat de juiste sfeer alvast is gecreëerd. Je kunt ervoor kiezen om alle kinderen op een andere kleur bloem te laten zitten, zodat je ook de kleuren kunt oefenen. Als je er zeker van wilt zijn dat het onderling geen strijd oplevert wie op welke kleur mag zitten, kies er dan voor om allemaal dezelfde kleur bloem op de grond te plakken. 

De bloem kan een sticker zijn, een geplastificeerde afbeelding van een bloem of een antislip matje. Persoonlijk vind ik bij jonge kinderen de middelste variant de beste optie. Omdat je deze vaker kunt gebruiken en omdat je bij de losse matjes het risico loopt dat ze hiermee gaan spelen en hierdoor de aandacht voor de dansles vermindert.

Vertel de kinderen dat jullie vandaag mogen dansen in een bloemenveld. Laat vervolgens alvast een lentebloem van kunststof zien (onder andere te koop bij de Action, XENOS of bloemenwinkel), of een echte bloem. Deze bloem gaat de kring rond. Zodra een leerling de bloem vast heeft mag die een rondje draaien met de bloem. Bij deze allereerste opdracht ga ik inhoudelijk nog niet in op de beweging; het gaat erom dat iedere leerling zich even laat zien. Vervolgens geeft de leerling de bloem door aan de persoon naast zich. Net zolang tot de bloem de hele kring is rond geweest.

Leerdoelen:
- zichzelf durven presenteren
- wachten op hun beurt

2 | WARMING UP

♫ muzieksuggestie: De douchedruppel - Danspetters

Vertel de leerlingen dat ze een bloembolletje onder de grond zijn. Zij zijn nog helemaal bedekt met zand en gaan pas groeien zodra er een druppeltje water op hen valt. Dan maken alle leerlingen zich helemaal klein op hun eigen bloem, door de kindhouding aan te nemen met de armen gebogen voor hen. Veel jonge kinderen gaan plat op de buik liggen als je ze vraagt zich klein te maken. Dus ik doe altijd met ze mee, zodat ze zien wat ik bedoel en ze mij na kunnen doen. 

Daarna zet ik de muziek aan van de douchedruppel. Zodra de leerlingen het geluid van de druppel horen, mogen ze langzaam omhoog komen. Vervolgens dans je samen de (eenvoudige) versie van de douchedruppel naar een idee van Dansspetters. Dat gaat zo:

De druppel begint op het hoofd. Draai langzaam je hoofd rond, eerst de ene kant op en daarna de andere kant op. Daardoor laat je de druppel over je hoofd rollen. Dan valt de druppel op de schouder. Gooi de druppel van schouder naar schouder door de schouders om en om op te tillen, eerst langzaam en daarna snel. Dan valt de druppel op de rechterhand, draai de hand op de maat van de muziek steeds om en om. Na acht tellen gooi je de druppel naar de andere hand en herhaalt dit. 

Gooi op tel acht de druppel heel hoog in de lucht en vang hem op met de navel. Nu mogen de leerlingen denkbeeldig hoelahoepen. Dit vinden ze geweldig leuk en voor jou als dansdocent is dit een mooi moment om het verschil in beweging bij de leerlingen te observeren, en hoe het staat met hun motorische ontwikkeling. Wie beweegt soepel? Wie houterig? Kunnen ze stevig staan terwijl ze hun onderlijf cirkelend bewegen? Lukt het om alleen het onderlijf te bewegen en het bovenlijf rustig te houden? 

Na het hoelahoepen komt de druppel op de billen terecht. Laat de druppel van de ene bil naar de andere bil vallen en waggel rond als een gansje. Dan vraag je de leerlingen om alvast klaar te zitten als een kikker. Zodat ze de druppel met de billen omhoog kunnen gooien, als de kikker een sprongetje maakt. 

De leerlingen mogen daarna de druppel opvangen met de knie en proberen omhoog te houden door op één been te staan en de knie op en neer te laten gaan. Hier wordt de balans geoefend en dit is voor de meeste peuters een hele uitdaging. Kunnen ze nog niet goed op één been staan? Dan mogen ze elkaar helpen door elkaar bij de hand vast te houden. Hierdoor ontstaat een mooie samenwerking.

Dan volgt een langzaam stukje in de muziek. Vertel de leerlingen dat de druppel moe is geworden en even mag slapen. Doe net of je een baby aan het wiegen bent.

Zodra de muziek weer sneller gaat, vertel je dat de bloem (dat zijn zij zelf) nog even helemaal gewassen moet worden. Pak een denkbeeldige fles zeep en wrijf met de handen tegen elkaar. Door de druppel en zeep samen te voegen ontstaat er namelijk schuim. Nu kun je beginnen met wassen. De eerste les vertel jij welk lichaamsdeel er wordt gewassen. Eerst het gezicht (de knop), dan de armen (de stengels), de handen (de bloemetjes aan het uiteinde), de buik, de rug, de billen, de benen en de voeten (de wortels). In volgende lessen kun je ook de leerlingen vragen welke lichaamsdeel er gewassen moet worden. Als je deze dans gebruikt op basisscholen is het leuk om de lichaamsdelen erin te verwerken die geleerd moeten worden, bijvoorbeeld de kuit, het scheenbeen, de elleboog etc.

Vertel de leerlingen in het laatste stukje van de dans dat er een probleempje is. Iedereen is namelijk helemaal nat, maar er is geen handdoek. Daarom mogen de leerlingen zich drogen met behulp van de wind. Laat ze lekker rondrennen door de zaal en ondertussen wapperen met de handen en armen. Plezier gegarandeerd. Aan het einde van deze dans vallen alle druppels weer op de grond en is er rust.

Leerdoelen:
- Het aanleren van de lichaamsdelen
- Alle lichaamsdelen apart van elkaar te bewegen
- Samenwerken
- Balanceren 

3A | BLOEMBOLLETJES

Zorg ervoor dat je vooraf een mand of box met danssjaaltjes in de zaal hebt verstopt.

Vandaag mogen de leerlingen dansen in een bloemenveld. Kijk samen de zaal eens goed rond (hand als oogklep boven je ogen). Vertel dat je nog maar zo weinig bloemen ziet en dat dansen in een bloemenveld alleen kan als er ook bloemen zijn. Vraag de leerlingen of het een goed idee is dat jullie er samen voor zorgen dat er een mooi bloemenveld gemaakt wordt. Maak het een beetje theatraal, zodat de aandacht er goed bij blijft en de leerlingen ook echt het gevoel hebben dat ze moeten helpen. 

Vraag de leerlingen dan om nog even goed te kijken of er niet nog meer bloemen zijn, zodat jij ondertussen een danssjaaltje in je handen kan verstoppen. Als je dit hebt gedaan roep je “Kijk ik heb al een bloem gevonden.” Als alle leerlingen om jou heen zitten en iedereen het goed kan zien, open je heel langzaam je handen en laat het danssjaaltje voorzichtig groter worden. Vooral de peuters vinden dit magisch om te zien. 

Nu kun je samen de mand met danssjaaltjes gaan zoeken. Als de mand is gevonden vraag je de leerlingen om op hun plekje te gaan zitten, zodat je de doekjes uit kunt delen. Eerst ga je samen oefenen om de doekjes zo klein te maken als een propje in je handen. Dit is voor sommige leerlingen nog lastig. Herhaal dit een aantal keren. Dan vraag je de leerlingen om de bloem heel langzaam groter te laten worden. Dit oefen je ook een paar keer. 

Als dit redelijk gaat kiest iedereen een plekje in de zaal, ter voorbereiding op de volgende oefening. Om ervoor te zorgen dat niet iedereen naast elkaar gaat zitten kun je kleine hoepeltjes verspreid door de zaal leggen. Als je geen hoepels hebt kun je ook een stukje tape gebruiken.

Leerdoelen:
- Fijne motoriek
- Langzaam bewegen / het gelijkmatig spreiden van een beweging over een lange tijd
- De extremiteiten van klein en groot

3B | Bloembolletjes

♫ muzieksuggestie: Er liggen bolletjes in de grond - Kinderkoor Enschedese Muziekschool

Vraag de leerlingen om net als aan het begin van de les als een bloembolletje in de grond te gaan liggen en laat ze het dansdoekje verstoppen in hun handen. Zing dan samen een paar keer zonder muziek het liedje ‘er liggen bolletjes in de grond’, terwijl je ondertussen de volgende bewegingen meedoet: bij de tekst ‘wakker worden, wakker worden’ mogen de leerlingen hun handen langzaam openen. Daarna gaan ze staan en mogen ze rondjes draaien op de plek en zwaaien met hun sjaaltje.

Als je dit een aantal keren hebt geoefend kun je dezelfde opdracht ook nog een paar keer op muziek uitvoeren. Doordat je de oefening eerst zonder muziek oefent kun je het tempo aanpassen, totdat de leerlingen snappen wat de bedoeling is.

Leerdoelen:
- muzikaliteit

3C | Bloembolletjes

♫ muzieksuggestie: De bloemendans – K3

Vraag de leerlingen weer om zich klein te maken als bloembolletjes met het danssjaaltje verstopt in de handen. De bloembolletjes slapen en worden pas wakker als ze waterdruppeltjes voelen op hun rug. Jij gaat de zaal rond en laat druppeltjes water vallen op de rug van een leerling door met je vingers zachtjes op de rug te tikken. Oefen dit eerst één of twee keer zonder muziek.

Daarna start je de muziek en herhaal je de oefening. Als de leerlingen ‘druppels water’ voelen op hun rug, mogen ze vrij dansen door de zaal. Je kunt natuurlijk ook beweegopdrachten geven, zoals huppelen, springen, draaien etc. Zodra de muziek stopt gaan de leerlingen weer zo snel mogelijk als bolletjes in de grond in hun eigen hoepel. Je kunt deze oefening ook uitvoeren met een gietertje, of laat een of twee leerlingen de zaal rondgaan om de bloemetjes wakker te maken.

Dansen met danssjaaltjes is altijd leuk. De meeste kinderen vinden het heerlijk om te zwieren en zwaaien. Er zijn tal van mogelijkheden om danssjaaltjes in te zetten tijdens je lessen. In dit boekje (PDF) vind je nog veel meer ideeën met danssjaaltjes. De oefening ‘vlindertje vlindertje’ past ook goed bij deze les.

4 | VLINDERS

♫ muzieksuggestie: Butterfly Waltz - Brian Crain

Vraag de leerlingen om weer plaats te nemen op hun bloem in de kring. Vertel dat er verschillende dieren zijn die net als de meeste mensen van bloemen houden. Vertel dat zij vandaag een van die dieren worden. Vraag ze om na te denken welk dier dit zou kunnen zijn. 

Als niemand een idee heeft kun je wat aanwijzingen geven, zoals: ‘het dier is klein en heeft vleugels’ en ‘het is heel licht en beweegt sierlijk’. Of dans zelf als een vlinder en laat de leerlingen raden welk dier jij nadoet. Als jullie er samen achter zijn gekomen, haal je de vlinder tevoorschijn. Dit kan een vlinder-knuffeltje zijn, maar het mag bijvoorbeeld ook een afbeelding op papier zijn.

Laat de leerlingen vervolgens bewegen als een vlinder door omhoog te vliegen met grote armbewegingen, helemaal tot op de tenen, en weer omlaag. Laat ze schuin vliegen door het lichaam opzij te bewegen. Laat ze snel vliegen met kleine snelle bewegingen (snelle wapperende handen) of heel langzaam met grote bewegingen (langzaam op en neer gaande vleugelbewegingen met de armen). 

Laat ze ook proberen om met de armen om en om te bewegen. En vraag de leerlingen of het ook lukt om te vliegen met de benen. Hierdoor oefenen ze nogmaals hun balans door om en om met de benen vleugelbewegingen na te doen. Je kunt als laatste ook nog even in kleermakerszit gaan zitten om de vlinderhouding te oefenen.

Leerdoelen:
- Het leren van tegenstellingen zoals hoog/laag en langzaam/snel

5 | Vleugels 

♫ muzieksuggestie: Hands – Angelina Ballerina

Vertel de leerlingen dat ze goed hebben geoefend, maar dat er toch nog iets mist. Echte VLEUGELS! Deel vervolgens de danssjaaltjes uit, iedereen krijgt twee sjaaltjes. Samen oefen je nog even de vleugel bewegingen met de sjaaltjes. Laat ze de sjaaltjes ook vóór zich op en neer en heen en weer bewegen.

Verzoek daarna de leerlingen om even voor de spiegel of aan de kant van de zaal te zitten, zodat jij de tijd hebt om verschillende bloemen in de zaal te leggen. Vertel ondertussen dat de muziek straks aangaat en dat ze mogen dansen tussen de bloemen door, ze mogen springen over de bloemen heen, en ze mogen mooie rondjes draaien om de bloemen heen. Maar ze mogen de bloemen niet aanraken, omdat ze anders kapot gaan. 

Voor sommige kinderen zal het lastig zijn om rustig aan de kant van de zaal te wachten, want ze willen graag voelen en ontdekken. Maar als je even oefent kun je dit geduld prima aanleren. Als je tijdens het klaarleggen merkt dat de kinderen onrustig worden of van de plek gaan, helpt het om ze mee te laten tellen met het aantal bloemen dat je neerlegt op de grond. Pas als alles klaar ligt, zet je de muziek aan en laat je de kinderen vrij dansen en experimenteren door de zaal, met inachtneming van het kleine detail dat ze de bloemen niet mogen aanraken. 

Moedig de kinderen vooral aan om vrij te dansen. Dit kan door zelf actief mee te dansen of door te benoemen wat je ziet. Zeg je bijvoorbeeld “ik zie dat er heel hoog gesprongen wordt!” Dan voelt het springende kind zich gezien én komen andere kinderen op het idee om ook te gaan springen. Zonder dat je bepaalt dat er gesprongen moet worden. Zo stimuleer je de kinderen om met nieuwe ideeën te blijven komen, in plaats van enkel zo goed mogelijk na te doen wat ze zien. Daarnaast geef ik graag complimentjes als ik zie dat kinderen hard hun best doen - ook als het nog niet helemaal lukt. Bijvoorbeeld: ‘Wat ben jij goed aan het oefenen met …’, soms gevolgd door ‘Zullen we het even samen doen?’ of ‘Kan ik je helpen?’

Houd altijd in je achterhoofd dat de kinderen nog klein zijn, ze komen voor het plezier, dus leg de lat vooral niet te hoog. Maar samen oefenen kan natuurlijk geen kwaad, want proberen is leren!

Leerdoelen:
- zelfstandig op spelende wijze nieuwe bewegingen uitproberen in de ruimte

6 | Stopdans

♫ muzieksuggestie: Somewhere only we know (langzaam)
♫ muzieksuggestie: Happy Flamenco
♫ muzieksuggestie: The Stop-Time Dance

Tijd voor een stopdans. Vooropgesteld dat de stopdans een goede luisteroefening is, is de stopdans ook uitermate geschikt om op een speelse en ongedwongen wijze leerdoelen te bereiken (Studio de Mol). Maar dan wel een stopdans gekoppeld aan een dansopdracht. Ofwel: hoe dans je als de muziek aan staat en/of hoe sta je stil als de muziek uit is? In deze stopdans leren de kinderen het verschil tussen hoog en laag.

Laat de leerlingen vrij dansen als vlinders door de zaal als de muziek speelt. Zodra de muziek stopt staan de vlinders stil met hun vleugels hoog in de lucht of laag bij de grond. In de lessen die volgen kun je de oefening uitbreiden door extra opdrachten toe te voegen. Als de muziek stopt zijn de vleugels in het midden of één vleugel hoog en één vleugel laag. Als de muziek speelt huppelen de vlinders, rennen de vlinders, kruipen de vlinders etc.

Geef je les op een basisschool, dan kun je tijdens deze oefening de verschillende bloemen met de leerlingen oefenen. Als de muziek stopt laat je ze zo snel mogelijk bij de bloem staan die jij opnoemt, zoals de narcis, de krokus, de tulp, het madeliefje, etc.

7 | Dansje 

♫ muzieksuggestie: Jiggle your scarf – Judi Cranston

Als laatste dans je samen een klein dansje op de tekst van de muziek. De tekst is in het Engels, maar als jij de bewegingen voordoet zullen de leerlingen automatisch volgen en na een aantal lessen begrijpen ze precies wat de bedoeling is. Dit liedje kun je rustig een keer herhalen.

Leerdoelen:
- Het leren van tegenstellingen (hoog en laag, langzaam en snel, heen en weer, op en neer)
- Leerlingen leren aandachtig te luisteren

8 | COOLING DOWN

♫ muzieksuggestie: Lente – Monique Smit
♫ muzieksuggestie: In de zon – Het Dansende Dierenbos
♫ muzieksuggestie: Zon – Angelic Lullaby

Zoals altijd sluiten we de les rustig af. De leerlingen hebben dan de tijd om de les te verwerken. Vraag de leerlingen om te gaan liggen bij een bloem. Vertel dat het tijd is voor de vlinders voor een middagslaapje. Dim de lichten en zet zachtjes de muziek aan. Ga de zaal rond met een doorzichtige organza doek, die je vlak over de kleuters heen beweegt. In dit geval kun je kiezen voor een gele doek als teken van de zon. Het is immers lente en de zon begint weer wat vaker te schijnen. 

De meeste kinderen vinden dit een fijn moment in de les. Maar houd er rekening mee dat er ook kinderen kunnen zijn die het spannend vinden als de lichten uit gaan of als er een doek over ze heen komt. Houd dit in de gaten en respecteer dit.

Als de muziek afgelopen is, vraag je de leerlingen rustig te komen zitten in een kleermakerszit. Laat de handen aan elkaar zien en vraag of de vingers nog kunnen bewegen. Laat de leerlingen nog even naar elkaar zwaaien, want de les is afgelopen. Als laatste mogen ze zichzelf een high five geven (door de eigen handpalmen tegen elkaar te leggen) en een afsluitende buiging maken (de Namasté beweging).

Buiten dansen

Wil je helemaal de lente sfeer proeven dan raad ik je aan deze dansles eens buiten uit te proberen…

Net als iedereen was ook ik tijdens de coronacrisis genoodzaakt op zoek te gaan naar oplossingen voor het geven van mijn danslessen. Hierdoor hebben wij veel buiten gedanst. Dit was zeker niet altijd een pretje. Als het koud was, het gras nog nat, het ineens begon te regenen of het bloedheet was, heb ik heus wel eens gedacht ‘waar ben ik aan begonnen?!’ Maar als het zonnetje scheen, het niet te warm was en we vlinders voorbij zagen vliegen, voelde ik me intens gelukkig dat ik samen met de kinderen heerlijk kon genieten en blijven dansen!

Het samen buiten dansen gaf ons ook de gelegenheid om van natuurlijke materialen een blotevoetenpad te maken. Daarmee wordt de sensomotorische ontwikkeling van de kinderen gestimuleerd. Een blotevoetenpad is onder andere goed voor het evenwichtsgevoel en de coördinatie wordt beter ontwikkeld (Brain Balance Opleidingen). Verder worden de zintuigen - en dan met name de tastzin - gestimuleerd, waardoor de kinderen bewuster worden van hun omgeving. Voor de meeste kinderen is een blotevoetenpad een feestje in de les. 

Buiten heb je al zoveel verschillende materialen, zoals gras, hout, stenen, waardoor een blote voetenpad zo gemaakt is. Maar natuurlijk kun je binnen ook een blotevoetenpad voor de leerlingen maken. Er zijn veel sensomotorische materialen online verkrijgbaar voor het realiseren hiervan, zoals stapstenen, stapegels en ronde tactiele schijven

Wil je liever niet zoveel geld kwijt dan kun je ook zelf verschillende soorten materialen verzamelen. Zorg ervoor dat de materialen verschillend van structuur zijn, zodat de leerling goed het verschil kan voelen. Denk bijvoorbeeld aan schuursponzen, wattenbollen, bubbeltjesplastic etc. Wil je liever niet dat het een grote chaos van materialen in de zaal wordt, dan kun je de materialen in grote (afwas)bakken achter elkaar leggen waar ze doorheen kunnen lopen.

Maar uiteindelijk is het doel natuurlijk: dansen! Daarvoor heb ik je in dit lesplan volop inspiratie gegeven. Ik hoop dat jij met bovenstaande ideeën ook samen met de leerlingen kunt genieten van de lente!

Bronnen


MUZIEK & LESMATERIAAL - KLEUTERS

Als dansdocent ben je veel tijd kwijt met voorbereiding. Uren die niet betaald worden. Vooral muziek zoeken voor een nieuwe les is een hels karwij. Wie kent er nog een leuk liedje over de winter? Of over vlinders? Leeuwen? Bijen? En welke oefening doen we daar bij? Help! Onze redacteur Muziek & Lesmateriaal schrijft artikelen met oefeningen en lesplannen voor danslessen voor peuters en kleuters. Deze worden vergezeld van muzieksuggesties, zodat jullie nooit meer lang hoeven te zoeken naar een geschikt muzieknummer!

Astrid Spit

Astrid Spit is redacteur Muziek & Lesmateriaal voor peuters & kleuters. Ze volgde de opleiding tot peuter- en kleuterdansdocent bij Dingjan Peuterdansonderwijs in Rotterdam. Vervolgens deed zij de Taaldans® en Rekendans® cursus bij Studio Swing van Lenneke Gentle. Daarnaast volgde zij verschillende trainingen, waaronder ‘Muziekkwartier’ van Félice van der Sande, en ‘Danswijs met het jonge kind’ van Marsha Kester. Sinds 2019 heeft Astrid haar eigen dansschool speciaal gericht op het jonge kind. Hiernaast geeft zij wekelijks op diverse basisscholen taal- en rekendanslessen aan peuters en kleuters. Voor Dansdocent.nu zet Astrid zich in om andere dansdocenten te ontlasten door het maken van kant-en klare-lesplannen.