Een succesvol werkplan maken voor je danslessen? Formuleer concrete doelen!

Saskia Sap. Fotograaf: Ezme Hetharia.

WERKPLEZIER & DIDACTIEK | Heb je dat ook soms? Bij het voorbereiden van een dansles weet je niet waar je moet beginnen. Losse ideeën en een paar muzieknummers buitelen door je hoofd, maar het lukt je niet om er een eenheid van maken. Een werkplan maken is dan de oplossing en halveert je voorbereidingstijd! Docentenopleider Saskia Sap geeft graag tips hoe je zo’n werkplan maakt. In deel 1 van dit artikel helpt ze jou bij het formuleren van je doelstellingen.

Waarom zou je een werkplan schrijven? 

Kost danslessen voorbereiden jou ook zoveel tijd en energie? Als opleider van dansdocenten merk ik vaak dat studenten moeite hebben om hun leuke lesideeën in een didactisch schema te krijgen. Ook als ze een losse dansles of workshop moeten geven. Daarom geef ik ze les in het maken van een werkplan: een overkoepelend plan voor meerdere lessen. Maar ik heb de indruk dat wanneer ze afgestudeerd zijn, velen nooit meer een werkplan schrijven. 

Waarschijnlijk denken zij opnieuw dat het teveel werk en tijd vergt. Dat is jammer, want dat klopt in mijn ervaring niet. Juist een werkplan kan je helpen om je danslessen snel en efficiënt voor te bereiden, met een logische opbouw voor elke groep waaraan je lesgeeft. Zo hoef je niet iedere keer alles opnieuw te bedenken. Ik deel mijn tips voor het maken van een lesplan dan ook graag hier, zodat nog meer dansdocenten er baat bij kunnen hebben. 

In dit artikel (deel 1) leg ik uit wat een werkplan precies is, en ga ik in op het bepalen en formuleren van je doelen. In deel 2, volgende maand, ga ik in op hoe je jouw doelen uitwerkt in een logische structuur. Maar eerst, om je aan te moedigen: nog eens de voordelen van zo’n werkplan op een rijtje:

  • het biedt een structuur waarbinnen je je lesstof overzichtelijk kwijt kan;

  • het geeft een heldere focus, daardoor is het makkelijker te bepalen welke oefeningen geschikt zijn voor jouw dansles;

  • je weet zelf als docent beter waar je op dat moment mee bezig bent, waardoor je met meer zelfvertrouwen voor de groep staat;

  • je kan gerichter feedback (correcties & complimenten) geven aan je leerlingen, op basis van het leerdoel dat je hebt gekozen;

  • je kunt zo’n werkplan in de toekomst herhalen, dus dat scheelt veel voorbereidingstijd;

  • je kan een goede opbouw maken door elke les (of elke week, of elke maand) een nieuw, moeilijker doel te kiezen – waardoor je leerlingen een duidelijk groeiproces doormaken;

  • je kan je werkplan aan iemand anders laten lezen, bijvoorbeeld je leerlingen (dan weten zij met welke doelen jij aan de slag gaat in je lessen), je collega’s (dan kan je bijvoorbeeld fijn samenwerken binnen een project) of je leidinggevende (dan weet deze of jouw doelstellingen binnen de organisatie passen);

  • en het maken van een werkplan kan zelfs leuk zijn, omdat je het creatief kan aanpakken en dicht bij jezelf kan blijven! 

Wat is een werkplan eigenlijk? 

In een werkplan beschrijf je als docent wat je precies van plan bent te doen in een bepaalde lesperiode (in een ‘lesplan’ beschrijf je wat je van plan bent te doen in één les). Het werkplan bestaat grofweg uit de volgende onderdelen: beginsituatie, doelstellingen, leerinhoud, werkvormen en leeractiviteiten, interne organisatie, leermiddelen en tot slot de evaluatie. Jouw werkplan is als het ware de ruggengraat van je danslessen. 

Werkplannen kunnen over de korte termijn gaan, zoals een enkele les of een maand, maar ook over een langere termijn zoals een kwartaal, semester of schooljaar. Dit laatste is wat docenten aan grote onderwijsinstellingen verplicht zijn te doen. Ook sommige dansstudio’s hebben een eigen werkplan voor de lange termijn. Maar over het algemeen geldt: hoe langer de termijn, hoe groter en ‘vager’ de doelstellingen. 

Doelstellingen over een korte termijn zijn veel preciezer en daardoor makkelijker te kiezen. De meeste dansdocenten werken dan ook vaak met werkplannen voor drie of vier (wekelijkse) lessen. Zelf vind ik dat ook het prettigst, want het is een niet te lange periode waardoor je je leerlingen voldoende afwisseling biedt, maar toch een paar weken consequent aan een bepaalde lesstof kan laten werken.

Het doel vormt dus de kern van een werkplan. Van daaruit richt je je dansles of lessenreeks in. Daarom is het goed om eerst in te zoomen op het formuleren van doelen voor je dansles. Lees verder om te ontdekken hoe je dat het beste kunt doen!                                                                                                                            

Wat voor soorten doelen zijn er?

Er bestaan verschillende soorten leerdoelen en ook verschillende manieren om die doelen in te delen. Onderstaande indeling is losjes gebaseerd op de vijf benaderingen van danseducatie zoals beschreven in het boek Dans in Samenhang (Bergman, 2003), maar gaat vooral uit van mijn jarenlange werkervaring als dansdocent. Zo zijn er:

Technische doelstellingen 

Dit zijn doelstellingen die te maken hebben met alles wat betreft de technische uitvoering van de beweging. Zoals alignment (belijning van lichaam), spiergebruik in de beweging en verloop van de beweging. Als docent kies je een technisch doel, wanneer je de kwaliteit van de bewegingen van je leerlingen wilt verhogen, of hen een nieuwe beweging wilt aanleren. 

Bijvoorbeeld: De leerlingen zijn in staat hun ‘centrum’ op de juiste manier in te zetten; waarbij de buikspieren naar binnen en omhoog worden getild, de schouderbladen richting het staartbeen bewegen, de ribbenkast en het bekken met elkaar in verbinding staan en de kruin naar het plafond reikt.  

Maar bij technische doelstellingen kun je er ook denken aan dat elke (dans-)beweging bestaat uit de vier elementen: lichaam, tijd, ruimte en kracht. Doelen die met het lichaam te maken hebben, gaan over lichaamsbewustzijn, en lichaamsvaardigheden zoals spiergebruik, (ont-)spanning, lenigheid en uithoudingsvermogen. Doelen die in de categorie tijd vallen, zijn bijvoorbeeld de duur van de beweging, het tempo, ritme en de frasering. Daarnaast kunnen we ons richten op de ruimte: wáár (naartoe) beweeg je precies? Dan heb je het over de plek in de zaal maar ook over richtingen, patronen, lagen en vormen. Tot slot kan je je doel zoeken in het element kracht, waarbij je je richt op spanning, gewicht en dynamiek van een beweging. 

Deze elementen zijn natuurlijk niet alleen onder te brengen bij de technische doelstellingen, ze raken zeker ook aan de creatieve doelstellingen. Die licht ik hieronder toe.

Creatieve doelstellingen 

Dit zijn doelstellingen die te maken hebben met de creatieve ontwikkeling van de dansleerling, zoals stimulans tot eigen inbreng, zelfexpressie en creativiteit. Oftewel: improvisatie en compositie. Creatieve doelstellingen kies je als je de leerlingen wil aanzetten tot het zelf maken van dans(fragmenten) of wanneer je de persoonlijke ontwikkeling wil stimuleren door hen meer gevoelens te laten uiten via de dans. 

Bijvoorbeeld: De leerlingen kunnen vier poses bedenken en uitvoeren waarbij zij gebruik maken van verschillende ruimtelagen (laag, midden, hoog) en deze vloeiend aan elkaar kunnen verbinden. 

Sociale doelstellingen 

Dit zijn doelstellingen die te maken hebben met de interactie van de leerlingen met elkaar en met de docent. Daarbij kun je kijken naar zowel hun fysieke als verbale communicatie. Zoals de manier waarop ze samenwerken bij opdrachten, of ze aandachtig naar elkaar kijken, en hoe ze elkaar feedback geven. Aandacht voor sociale doelstellingen komt vaak de groepssfeer ten goede. Je zet ze in als je ziet dat de band van de leerlingen onderling moet worden versterkt. 

Bijvoorbeeld: De leerlingen zijn in staat om samen met een medeleerling een verplaatsing naar de overkant van de ruimte te choreograferen, waarbij zij op een gelijkwaardige manier met hun partner kunnen samenwerken in het nemen van initiatief en tegelijk ruimte kunnen geven aan de ander.

Affectieve doelstellingen 

Dit zijn doelstellingen die te maken hebben met de innerlijke beweegreden om te gaan dansen. Bij affectieve doelstellingen heb je het over de liefde voor de dans of de interesse in een specifieke dansstijl. In je dansles leg je dan de nadruk op het dansplezier en het maken van een ‘connectie’ met de leerstof. Vaak kies je een affectief doel in een situatie waarin de leerlingen de dans(stijl) nog niet goed kennen of er een eventuele weerstand bestaat, zoals soms bij een verplichte dansles op een middelbare school het geval kan zijn. Maar ook bij gevorderde en gedisciplineerde leerlingen is het waardevol soms (extra) aandacht te besteden aan hun dansplezier. 

Bijvoorbeeld: De leerlingen zijn in staat om vanuit een eigen inspiratiebron (film/video/schilderij/social media post) vier dansbewegingen (ongeveer) na te dansen en aan elkaar te choreograferen, waarbij zij aan hun medeleerlingen in de dansbewegingen kunnen tonen waar hun inspiratiebron vandaan komt. 

Cultuurhistorische doelstellingen

Dit zijn doelstellingen die te maken hebben met de geschiedenis van een dansstijl, kunstbeschouwing, en het begrijpen van culturele en maatschappelijke relevantie van een danssoort of choreografie, zoals bijvoorbeeld de Amerikaanse danspedagoog Brenda Pugh McCutchen beschrijft in Teaching Dance as Art in Education (2006). Het moedigt een interesse aan in andere dansstijlen en in belangrijke dansmakers - nu en in het verleden. Het draait om vragen als ‘Wat is dans?’, ‘Welke rol speelt dans in de samenleving?’ en ‘Waar gaat deze voorstelling over?’. Ook mag hier het kritisch-analytisch vermogen worden aangesproken, bijvoorbeeld: ‘Wat is mijn mening over dit dansstuk en waarom?’

Bijvoorbeeld: De leerlingen weten wie Hans van Manen is, hebben de choreografie Two Pieces for HET gezien, kunnen hieruit een stukje repertoire dansen, en uitleggen waar zij denken dat dit stuk over gaat, of wat ze vinden van de rolverdeling tussen de man en de vrouw.

Dit is een belangrijke doelstelling om aandacht aan te besteden als je een workshop of dansles geeft in het voortgezet onderwijs, bijvoorbeeld als onderdeel van het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV). Maar ook op een lokale dansschool kun je deze doelstelling verweven in je les, bijvoorbeeld in de aanloop naar de eindvoorstelling toe als die geïnspireerd is op een bestaand ballet of dans. Bijvoorbeeld door samen naar een voorstelling te kijken (in het theater of via YouTube) en een stuk repertoire te oefenen en te bespreken.     

Hoe bepaal je een doel voor je dansles?

Welke doelen je voor je danslessen kiest, is natuurlijk aan jou (of aan jouw leerlingen). Maar stem ze wel af op je doelgroep (leeftijd, samenstelling, niveau, interesse) en op de organisatie waar je lesgeeft. Op een dansopleiding werk je met andere doelen dan in een amateurdansstudio of in een buurtcentrum. Zo zal je bij een dansopleiding eerder doelen tegenkomen die gericht zijn op een technisch perfecte uitvoering, terwijl bij dans in de vrije tijd doelen vaker (maar zeker niet alleen!) te maken hebben met dansplezier en het samen dansen. 

In je korte werkplan kan je voor één of meer van deze doelen kiezen. Zelf vind ik het altijd fijn om te werken met een technisch doel én een creatief of sociaal doel. En eigenlijk zijn de affectieve doelen er als het goed is altijd! Je wil toch in elke les dat je leerlingen zich verbonden voelen met de lesstof en de liefde voor dans ervaren? Je kan natuurlijk ook kiezen voor twee technische doelen, of twee creatieve doelen. Maar mijn ervaring is wel dat twee doelen voor een werkplan van drie of vier lessen voldoende is. Dan is blijft je werkplan overzichtelijk en realistisch. Overigens kies ik voor de doelgroep ‘kinderen tot zes jaar’ meestal één doel, want dat is voor hen al uitdagend genoeg.

Bij veel doelstellingen ga je elke drie of vier weken een stapje verder. Zoals bijvoorbeeld in deze klassieke balletles met een technisch doel:
Doelstelling A: De leerlingen kunnen na de eerste vier weken balans houden in de overgang van de vierde positie naar relevé op één been met retiré. 
Doelstelling B: De leerlingen kunnen na de tweede vier weken een enkele pirouette draaien vanuit de vierde positie. 
Doelstelling C: De leerlingen kunnen na de derde vier weken een dubbele pirouette draaien vanuit de 4e positie. 

Of met een creatief doel:
Doelstelling A: De leerlingen zijn in staat om vrij te bewegen in de ruimtelagen hoog, midden en laag. 
Doelstelling B: De leerlingen kunnen eigen, oorspronkelijke bewegingen bedenken en uitvoeren binnen het thema ‘Planet Weird’. 
Doelstelling C: De leerlingen kunnen het thema en de ruimtelagen combineren in een interessante eigen choreografie van 3 minuten.

Hoe kun je doelen het beste formuleren? 

Een doel is een droom met een deadline. Het heeft te maken met je visie: wat wil je eigenlijk bereiken met wat je doet? Net als het doel zelf, schrijf je ook op op welk moment je denkt dat je het doel bereikt hebt (dat is de deadline). Een doel is een eindstation: de ‘ideale’ situatie. Daarom schrijf je hem op alsof je al klaar bent. Bijvoorbeeld:

  • De leerlingen kunnen na drie lessen een triple turn maken. 

  • Na vier lessen zijn de leerlingen in staat om op elkaar te vertrouwen bij een partneropdracht.  

  • De leerlingen voeren in de vierde les een freeze goed uit.

Doelen worden dus geformuleerd alsof ze al behaald zijn. Zo kunnen we er na afloop makkelijk een vraag van maken, om te checken of de leerlingen deze kennis of vaardigheid zich aan het eind van de les(sen) inderdaad eigen hebben gemaakt. Bijvoorbeeld: De leerlingen kunnen acht tellen balans houden op relevé. Na afloop van de les(sen) vraag je jezelf af: ‘Kunnen de leerlingen nu acht tellen balans houden op relevé?Op basis van het antwoord op die vraag, kies je ervoor om nog langer aan dat doel te werken, of om een nieuw doel te kiezen.

Slimme werkwoorden om te gebruiken voor dans-doelstellingen zijn bijvoorbeeld: kunnen, beheersen, voeren uit, maken, zijn in staat tot, doen, durven, hebben, zijn, bezitten, dansen, laten zien, presenteren. Gebruik liever niet de woorden leren en worden. Dit zijn proces-werkwoorden en geen product-werkwoorden, waardoor de doelen na afloop niet meer goed te checken zijn.

Bij het formuleren van doelstellingen ga je uit van de basis van je gekozen doelstelling (zoals: ‘De leerlingen zijn in staat om….’) én van de fundering van je doelstelling (zoals: ‘waarbij zij…./door middel van….’). Deze toevoeging bevat de ingrediënten van je doelstelling: wat zijn de onderdelen die nodig zijn om de doelstelling te halen? Enkele voorbeelden:

  • De leerlingen zijn na drie weken in staat om een scissor step goed uit te voeren, waarbij de leerlingen gebruik weten te maken van de juiste timing van de beweging en laag door de benen in plié gaan tijdens de uitvoering ervan (technisch doel).

  • De leerlingen zijn aan het eind van de periode van vier lessen in staat om 16 tellen midden in de oefening een improvisatie uit te voeren, waarbij de leerlingen het danselement ‘tijd’ op verschillende manieren inzetten: langzaam dansen, snel dansen, en alles wat daartussen zit (creatief doel).

  • De leerlingen zijn na vier weken in staat om te kijken naar de dans van de andere groep en daarvoor drie complimenten te verzamelen, waarbij zij deze op een inspirerende wijze kunnen vertellen aan de andere groep (sociaal doel).

  • De leerlingen kunnen aan hun medeleerlingen vertellen over de eigen motivatie om te dansen in deze specifieke dansstijl, waarbij zij de kenmerken van de dansstijl kunnen benoemen en in hun dansen kunnen tonen (affectief doel).

Verder kun je jouw doelen SMART maken. Deze afkorting is een handige manier om te kijken of je gekozen doelen aan de juiste eisen voldoen. SMART is een veelgebruikt pedagogisch en management begrip waarvan de herkomst niet helemaal zeker is, maar dat waarschijnlijk voor het eerst is geformuleerd halverwege de vorige eeuw (Intermediair, 2010). Het staat voor:

Specifiek Heb je het doel precies genoeg opgeschreven? Wat is er precies nodig om het doel te behalen? Wat zijn de ‘ingrediënten’ van jouw doel? Werk ze uit in ‘stappen’ zodat je concreet wordt. 

Meetbaar Hoe kun je van jouw doelstelling ‘meten’ of deze wel of niet behaald is? Zorg dat het eindresultaat ‘zichtbaar/meetbaar’ is. Een fijne methode om te toetsen of jouw doelstelling meetbaar is, is jezelf de vraag stellen: kan ik aan de leerling een specifiek compliment teruggeven over de doelstelling?

Aanwijsbaar (of Acceptabel in sommige SMART-versies) Kun je het ‘aanwijzen/aantonen’ wat er in de doelstelling gebeurt als de leerlingen het goed oppakken? 

Realistisch Het is belangrijk realistische doelen te stellen, om niet met teveel verwachtingen de les in te komen, maar ook zeker niet met te weinig! Stem je doelen goed af op je doelgroep. Een beginner ga je in drie lessen geen dubbele pirouette aanleren en een gevorderde leerling zal zich vervelen als je hoofddoel is ‘het goed kunnen uitvoeren van de eerste port de bras’.

Tijdgerelateerd Je kijkt hierin heel goed naar jouw tijdspanne van de doelstelling. Heb je de deadline erbij staan? Voor wanneer wil je dit bereikt hebben en hoe kun je jouw stappen goed onderverdelen? 

Vanuit de doelen gaan we verder 

Hopelijk heb je nu een behoorlijke dosis inspiratie om doelen voor je danslessen op een heldere manier te beschrijven. Zodat anderen ze begrijpen, maar ook op zo’n manier dat ze ‘eigen’ voelen voor jouzelf. In het volgende artikel zal ik de opbouw van een werkplan dans beschrijven. Dan laat ik je zien hoe je deze doelen uitwerkt naar concrete oefeningen per les.

Bronnen

Leestips


WERKPLEZIER & DIDACTIEK

Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!

Saskia Sap

Saskia Sap is redacteur Werkplezier & Didactiek. Ze studeerde Pedagogiek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en volgde de opleiding Docent Dans aan de Nel Roos Academie. Al meer dan 25 jaar is zij als docent en stagebegeleider verbonden aan de opleiding Docent Dans van de AHK. Daarnaast is zij gastdocent en examinator aan de mbo dansopleiding PACT+ in Amsterdam. Haar eigen dansstudio heeft Saskia recent overgedragen om meer tijd te hebben voor bestuurs-, opleidings- en onderzoekswerk. Zo is zij secretaris en cursusleider bij Dansbelang NBDO en houdt zij zich momenteel bezig met een onderzoek naar dansend taal leren in groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Voor Dansdocent.nu zet Saskia haar expertise in om andere dansdocenten bij te scholen op het gebied van didactiek.