Faalangst: fixed versus growth mindset in een dansles breaking 

Dansers: Siobhan Camille en Jasper Schouten. Fotograaf: Sjoerd Derine. Foto van Dansdocent.nu.

WERKPLEZIER EN DIDACTIEK | Wat kun je doen als een leerling tijdens de dansles bevriest door faalangst? Het overkwam één van de leerlingen van Cedric Van Eesbeeck tijdens een dansles breaking. Ze durfde niet te battlen uit angst niet langer de beste te zijn. In deze blog reflecteert Cedric op de oorzaken van faalangst, hoe je daar als docent mee om kunt gaan en beschrijft hij zijn zelfbedachte strategie om een ‘growth mindset’ bij dansers te stimuleren.

Een verlegen jongedame

Het is zomer, de zon schijnt tussen de wolken door op enkele kinderen die achter een bal aanrennen terwijl een tweede groep kinderen in de danszaal staat. Het is danskamp hiphop en breaking. Buiten is het rustig en vredevol, binnen is de spanning te snijden. In twee rijen tegenover elkaar, kin omhoog, staan ze klaar om de strijd aan te gaan met hun rechtstreekse tegenstanders. De muziek gaat aan en de rij aan de kant van de spiegel stormt als een vloedgolf vooruit. Aan de overkant wachten hun tegenstanders geduldig af tot het hun beurt is, waarna zij zelf in de aanval gaan. Behalve eentje. Zij blijft staan en weigert te dansen. Een verlegen jongedame van 11 jaar oud.

Voor degenen die onbekend zijn met de cultuur van breaking, een kort woordje uitleg bij deze scène. In breaking is het eerste dat aangeleerd wordt juist niet om allemaal dezelfde choreografie uit te voeren. Breakers beginnen met battles, een rechtstreekse confrontatie waarbij je laat zien wat je wilt en kunt om de ander te imponeren, waarna je tegenstander hetzelfde doet. Je kent de muziek niet op voorhand, je kiest ter plekke welke moves je doet en je weet pas of je het goed deed als de jury wijst naar de winnaar. In de competitieve wereld van breaking kom je daardoor veel sterke karakters tegen. 

Nog meer dan in andere dansstijlen krijgen we in breaking dan ook te maken met dit fenomeen: mensen die ter plekke dichtklappen en niet durven bewegen. Maar vanwaar komt die verlegenheid? We kennen allemaal het kindje dat wenend in de eerste dansles aankomt, trillend van angst om door mama alleen gelaten te worden. Dat daar verlegenheid bij komt kijken, spreekt voor zich. Maar de jongedame in mijn verhaal is het tegenovergestelde. Ze is een populaire aanwezigheid in de groep, soms uitdagend naar andere kinderen en begeleiders en met hier en daar wat kattenkwaad. Helemaal niet wat je gebruikelijk ziet in de leerling die niet durft te freestylen met een tegenstander voor de neus. 

Welke tandwielen waren er dan onbewust vastgelopen in haar gedachten? 

Ego als wegversperring

Bboy Mounir, de winnaar van de Red Bull BC One 2012 (je mag dit het wereldkampioenschap breaking noemen), had in een workshop een bepaalde kijk op het fenomeen. Hij beargumenteerde dat geen enkel kind verlegen ter wereld komt. Ze worden verlegen gemaakt door negatieve feedback op fouten of een te groot ego. Mounir stelde dat sommige dansers hun zelfbeeld te belangrijk vinden om iets te doen waarin ze opnieuw beginneling zijn. Hoewel die analyse wat kort door de bocht is, zit er voor mij wel een kern van waarheid in zijn zienswijze: angst voor fouten en een te groot ego beperken elke ontwikkeling. 

Wat heeft dit te maken met onze jongedame, dominant in de groep maar tegen de muur geplakt tijdens de battle? Een korte analyse van wat een ego doet met onze gedachten in zo’n situatie… 

Beeld je in: Je bent populair. Andere kinderen kijken naar je op, luisteren als je spreekt en lijken ontzag te hebben. Plotseling word je in een nieuwe dansstijl gegooid. Je bent klunzig, de bewegingen zijn niet mooi en je voelt dat je niet de beste van de groep bent. Snel daarna is het al tijd om aan je tegenstander freestyle te laten zien wat je kan. Dan gebeurt het. Je bevriest en denkt: als ik nu dans en ik struikel of vergeet wat ik wil doen, zal iedereen mij uitlachen. 

Is het niet normaal om dan verlegen te zijn? Misschien, maar achterliggend is er meer aan de hand. Als ze rond zich kijkt ziet ze een zaal vol struikelende leerlingen die moves vergeten. Ze hoort niemand lachen als een handstand mislukt. Iedereen zit met dezelfde gedachten in het achterhoofd: ik hoop dat ik niets verkeerd doe. En toch blijft ze als enige staan. Verlegen, ter plekke bevroren en niet in staat om te doen wat de rest van de groep doet, namelijk die gedachten opzij schuiven. Er lijkt meer aan de hand dan een simpele angst om te dansen.

In een gesprek achteraf met de jongedame blijkt dat ze niet verlegen is om te dansen. Ook is het probleem niet om te dansen met een tegenstander. Ik vraag haar of ze tijdens de pauze tegen mij zou willen dansen en ze zegt ja. We dansen tegen elkaar, ze doet haar best, probeert nieuwe dingen en lijkt plezier te hebben. Zelfs de paar leerlingen die komen kijken zijn geen probleem. Vervolgens stel ik haar de vraag: “Waarom lukt het nu wel?” waarop zij antwoordt: “Omdat het normaal is dat ik niet zo goed ben als jij.

Dit heeft mij aan het denken gezet. Het lijkt alsof ze naar zichzelf kijkt met een zekere attitude, met een zeker zelfbeeld (wat je gerust een ego mag noemen) en ze wordt overmeesterd door angst als dat beeld aangetast dreigt te worden. Als ze niet 100% zeker is dat ze als de beste zal overkomen in haar dans (en dat haar ego dus in stand zal blijven), dan bevriest ze, verstopt ze zich en hoopt ze dat niemand haar opmerkt. Alsof ze denkt: ik ben te goed om te laten zien dat ik hier niet goed in ben. 

Wereldkampioenen falen heel de tijd

Bboy Mounir is naast wereldkampioen ook vertegenwoordiger van de breaking cultuur bij de Olympische spelen. Hij kreeg tijdens een training ooit de vraag: “Hoe komt het dat je tijdens battles je moves perfect uitvoert en tijdens trainingen heel de tijd op je gezicht valt?” Het klopt dat Mounir erom bekend staat een quasi perfecte uitvoering te hebben, dus het lijkt een logische vraag. Zijn antwoord is, achteraf bekeken, even logisch: “Omdat een battle draait om winnen, dus doe je wat je kan. Een training draait om beter worden, dus doe je wat je niet kan.”

Ook bij mezelf is er een periode geweest dat mijn trainingen leden onder mijn woekerend ego. De open trainingen in Leuven werden problematisch toen ik begon met lesgeven. Opeens leefde er een stemmetje in mijn achterhoofd bij elke training: opgelet, als je geen indruk maakt hier denken ze straks allemaal dat je een waardeloze lesgever bent. Ik was omringd door jongens die vijf jaar jonger waren dan ik en toch moves beheersten die ik nooit onder de knie had gekregen. De trainingen werden stresserend, nauwelijks productief en hoe langer hoe meer trainde ik thuis, weg van de mogelijke beoordelingen van andere breakers. 

Het zijn onder andere de workshops van breakers zoals Mounir die daarin het verschil gemaakt hebben. Het is gemakkelijker om te falen als je daar vanaf het begin je doel van maakt. Als breakers zijn we altijd op zoek naar de volgende, nieuwe creatie. Dat je tijdens dat proces ‘fouten’ maakt is vanzelfsprekend. Daarom train ik tegenwoordig met een simpele mantra die ik verkondig aan zowel leerlingen als de breakers waarmee ik train: ‘Als alles goed gaat op het podium heb je goed getraind. Als alles goed gaat in training, heb je niet getraind.’

Tip: leg je leerlingen beperkingen op

Tijdens het danskamp introduceerde ik twee nieuwe oefeningen om het probleem van de faalangst aan te pakken. De eerste oefening was een one arm handstand (op één hand staan). Het spreekt voor zich dat niemand erin slaagde om te blijven staan. De tweede oefening was battlen met beperkingen. Ik liet ze tegen elkaar dansen met spelregels, zoals: je mag je linkerhand nooit op de grond zetten, je rechtervoet moet altijd op dezelfde plaats blijven staan, etc. De battles begonnen opnieuw en mijn blik was gericht op de jongedame. Toen het haar beurt was kwam ze bedeesd naar voren, danste zo goed als ze kon met haar linkerhand in de lucht (in breaking geen evidentie) en stapte daarna terug naar haar plaats. 

Over de danszaal heen raasde de battle verder met nog meer vallen en opstaan dan anders. Na de les zag ik vooral lachende kinderen die vertelden over de manieren waarop ze gevallen waren, welke nieuwe ideeën ze waren tegengekomen en wat ze buiten wilden oefenen. Het ego van de jongedame was uiteraard niet in één les verdwenen, maar het was tijdelijk wel verminderd. Door hen te dwingen fouten te maken, leefde ineens een andere sfeer in de groep en had geen enkele leerling nog angst om fouten te maken. De leerlingen waren intenser, creatiever en positiever dan alle voorgaande sessies. De jongedame zelf bloeide open en sloot aan bij de rest van de groep. Ze danste, probeerde en ontwikkelde zichzelf. 

Was daarmee alles opgelost? Neen, natuurlijk niet. De dag erna duurde het bijna de hele les voor ze opnieuw durfde te dansen. Het is ook geen gemakkelijke taak als docent om leerlingen open te stellen voor het proces van ‘beter worden’. Maar een klimaat waarin het oké is om fouten te maken is een belangrijk aspect van elke dansles en helpt de leerlingen hiermee. Een les waarin het gebruikelijk is om te vallen en te falen nodigt uit om nieuwe dingen te proberen en te groeien. Als er in die les niemand uitgelachen of raar bekeken wordt, brokkelt elk ego langzaam maar zeker af. 

Ondertussen is het een vaste routine geworden in de les om de leerlingen soms opdrachten te geven die bedoeld zijn om te mislukken. Het maakt de groep duidelijk dat het oké is om fouten te maken. Ze nemen die attitude mee naar de oefeningen die wel bedoeld zijn om te lukken en trainen met een open geest verder.

De theorie: fixed versus growth mindset

Door Jacqueline de Kuijper. 

In zijn blogs reflecteert Cedric als autodidactische docent breaking op de best practices die hij al doende heeft ontdekt. Maar vanuit welk theoretisch kader kunnen we naar deze casus kijken? Ik dacht direct: deze jongedame uit het verhaal van Cedric heeft een ‘fixed mindset’! Deze term is bedacht door de Amerikaanse psycholoog Carol Dweck. Zij deed onderzoek naar motivatie, hoe het komt dat mensen succes hebben, en hoe je succes kunt bevorderen. 

In een beroemd experiment liet Dweck kinderen van 9 tot 10 jaar oud eerst een makkelijke puzzel doen. Daarna kregen ze een compliment over hun intelligentie (“Wow, you did really well, you must be really smart!”) of hun inzet (“Wow, you did really well, you must have tried really hard!”). Vervolgens moesten de kinderen een moeilijke puzzel doen en keken de onderzoekers naar hun aanpak en emoties. Tot slot werd hen gevraagd of ze meer makkelijke of meer moeilijke puzzels wilden doen. Wat bleek? De kinderen die waren bestempeld als ‘slim’ wilden liever de makkelijke puzzels doen, terwijl de kinderen die een compliment hadden gekregen over hun inzet de moeilijke puzzels nog eens wilden proberen!  

Dweck noemde dit de ‘fixed mindset’ versus de ‘growth mindset’. Wanneer kinderen hun prestaties zien als een teken van hun intelligentie, dan is het maken van fouten een teken dat ze ‘dom’ zijn. Deze kinderen zullen een te grote uitdaging schuwen. Kinderen die hun prestaties daarentegen zien als een weergave van wat ze nog kunnen leren, zullen uitdagingen opzoeken. Daarom werkt het complimenteren van leerlingen op hun intelligentie en prestaties averechts, want hun angst om te falen wordt er groter door en hun motivatie zal afnemen. Je kunt leerlingen beter complimenteren op hun inzet en doorzettingsvermogen, of ze vertellen dat ze iets ‘nog niet’ kunnen en ze duidelijk maken wat ze nog moeten leren om het wel te kunnen. 

Al vind ik Cedric’s idee om álle leerlingen in de les een ‘beperking’ op te leggen of een onmogelijke opdracht te geven ook een ingenieuze manier om de hele klas in een mindset te plaatsen van ‘ik kan dit (nog) niet en dat is oké’ en daarmee het speelveld te levelen. 

Meer weten? Lees Dweck’s boek Mindset - Updated Edition: Changing The Way You think To Fulfil Your Potential, of bekijk onderstaande video over de kracht van ‘nog niet’.


WERKPLEZIER & DIDACTIEK

Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!

Cedric van Eesbeeck

Cedric Van Eesbeeck is redacteur Werkplezier & Didactiek. Als dansdocent geeft hij sinds 2012 les breaking aan kinderen, tieners en volwassenen. Als danser is hij in 2007 begonnen met breaking, maar zijn tochten hebben hem ook naar hiphop, jazz en showdance gebracht. Hij is verbonden met de Leuvense scene en actief in danswedstrijden in België. Daarnaast behaalde hij twee bachelors in bedrijfsmanagement en is hij werkzaam in de verzekeringsmakelarij. Zijn weinige vrije tijd gaat naar koken, moestuinieren en het schrijven van verhalen. Voor Dansdocent.nu reflecteert hij op zijn ervaringen als autodidactische dansdocent.