Dans als creatieve katalysator voor de ontwikkeling van taal en rekenen
Beeld: Taal- en Rekendans / Studio Swing
WERKPLEZIER & DIDACTIEK | De afgelopen vijftien jaar is de methode Taal- en Rekendans uitgegroeid tot een bekende onderwijsmethode voor het jonge kind. Onderwijsprofessionals zien steeds beter hoe dans kan bijdragen aan de onderwijsdoelen op voorscholen, peuterspeelzalen en basisscholen. In dit artikel deelt grondlegger Lenneke Gentle de ontstaansgeschiedenis van de methode, wetenschappelijke inzichten over bewegend leren en succesverhalen van dansdocenten. Laat je inspireren!
15 jaar Taal- en Rekendans
Al dansend, zingend en spelend taal en rekenen leren? Zeventien jaar geleden was het nog onontgonnen gebied. In 2008 werkte ik als dansdocent en tutor op de Haagse binnenstadsschool Prinsehaghe. Om me te verdiepen in de ontwikkeling van het jonge kind volgde ik bij de onderwijsbegeleidingsdienst de opleiding Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). VVE is onderwijs voor peuters en kleuters met een ontwikkelingsachterstand. Dat zijn kinderen uit een lager sociaal-economisch milieu en kinderen met een andere moedertaal.
Samen met mijn mentor kreeg ik toen al in zicht dat dans een mooi instrument is om kinderen zich fysiek, sociaal-emotioneel en creatief te laten verbinden met taal en rekenen. Dat leidde tot mijn eerste experimenten met het inzetten van dans om woordenschat aan te leren. Die eerste lessen groeiden in de daaropvolgende jaren uit tot mijn eigen bedrijf Studio Swing (2010) en de methode én docentenopleiding Taal- en Rekendans die ik in 2012 officieel registreerde.
Op de VVE opleiding leerde ik hoe je onderwijs geeft aan jonge kinderen die een andere moedertaal hebben dan het Nederlands. Dat noemen we ‘NT2’. Dat staat voor: Nederlands als tweede taal. In Den Haag kwam 85% van de kinderen bij ons op school binnen als NT2-peuter. Deze kinderen hadden welliswaar een goed ontwikkelde moedertaal, maar beheersten nog helemaal geen Nederlands. Deze kinderen kunnen de juf en de andere kinderen op school dan niet begrijpen. Dat is natuurlijk behoorlijk spannend! Dans kan helpen om die spanning te verminderen door de nadruk op non-verbale communicatie en expressie (zoals bij het jongetje Jake in de les van Saskia Sap). Maar zoals je verderop in dit artikel zult lezen, kan dans op nog veel meer manieren helpen bij de taalontwikkeling.
Toen ik me ging verdiepen in NT2 leerde ik dat hier vanuit de overheid veel aandacht voor is. Om kinderen zo snel mogelijk Nederlands te laten leren, worden subsidies uitgegeven aan taalstimuleringsprogramma's. De taal leren van het land waar je woont is niet alleen prettig voor het maken van vrienden, maar ook om de leerkracht te leren begrijpen en om überhaupt iets te kunnen leren en later te kunnen werken.
Als kinderen thuis de moedertaal goed blijven spreken, kunnen ze Nederlands als tweede taal daar goed naast leren (Stichting Lezen, 2025). Het zal je misschien verrassen, maar dat werkt minder goed als gezinnen met een andere moedertaal thuis ook Nederlands gaan spreken. Dan sluipen er onbedoeld veel fouten in het Nederlands én stopt de ontwikkeling van de moedertaal, die juist de kennisbasis vormt die kinderen nodig hebben om het Nederlands ernaast te kunnen leren (Cummins, 1981).
In de illustratie zie je het ijsbergmodel van Cummins (1981): A is de brede kennisbasis van de moedertaal die vanaf de babytijd door ouders is aangelegd. Aan de oppervlakte zien we dat op die brede kennisbasis de moedertaal B verder ontwikkelt en de Nederlandse taal C die op diezelfde basis ernaast kan ontwikkelen. Illustratie door Lenneke Gentle.
Het is dus niet erg als kinderen pas op de (voor)school Nederlands leren, maar dan hebben ze daar wel wat extra hulp bij nodig. Maar hoe ziet die hulp eruit? Volgens de VVE-methode Piramide in de vorm van lesgeven aan kleine groepjes kinderen, zittend aan een tafeltje met wat materialen. Maar de kinderen vonden het saai. Logisch, want de rode driehoek aanwijzen of het veulen naast het paard in de wei zetten is lang niet zo leuk als dat je het mag dansen, spelen en zingen. Gemotiveerd om deze kinderen op een meer speelse manier te helpen, ging ik op onderzoek uit. Naar waarom stilzittend leren niet werkt, en hoe dans de oplossing kan bieden.
Verschoolsing
Even een klein stukje onderwijsgeschiedenis... Jonge kinderen bewegen graag en veel en leren met hun hele lichaam, de motoriek en alle zintuigen (Alibali & Nathan, 2012). Als kinderen de gelegenheid krijgen om de lesstof te zien, te horen, te verbeelden, te voelen, te spelen en te bewegen, dan is dat de ultieme leeromgeving voor ze. Daarom werd het kleuteronderwijs tot 1984 vooral ervaringsgericht en thematisch aangeboden door kleuterleidsters die daar speciaal voor werden opgeleid op de Kleuter Leidster Opleiding School (KLOS). Na 1984 werd de KLOS opgeheven en werd de kleuterschool bij de basisschool getrokken. Maar helaas komt de kennis over de ontwikkeling van het jonge kind op de pabo minimaal aan bod, waardoor het onderwijs voor kleuters aan het verschoolsen is. Dat wil zeggen dat de focus bij peuters en kleuters al veel eerder komt te liggen cognitieve vaardigheden: vooral lezen, schrijven en rekenen. De les zit steeds voller met werkbladen, klassikale taal- en rekenles en toetsen. En de instructie bestaat vooral uit nadoen wat de leerkracht voordoet (Stichting Nivoz, 2017).
Maar peuters en kleuters ontdekken de wereld door te spelen, te experimenteren met echte materialen. En in een sociale context met leeftijdsgenootjes en een volwassene die hen begeleidt en woorden geeft aan het spel. Dat blijkt ook in de documentaire Het kind en het badwater (2024, beschikbaar op YouTube), waarin een bezorgde opa van een kleuter onderwijsprofessionals interviewt. De experts die hij spreekt zijn het erover eens: zittend leren past niet bij de ontwikkeling van peuters en kleuters! Dat bevestigt onder andere de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK), een groepering van voormalige KLOS’ers die zich zorgen maakt om de verschoolsing van het kleuteronderwijs (Leren van Kinderen, 2024).
Terug naar basisschool Prinsehaghe. Daar kreeg ik van mijn directeur Aalbers het predicaat ‘eigenwijs’, maar ook de kans om het te onderzoeken: dansen met taal en rekenen. We waren allemaal benieuwd naar de resultaten. Spoiler: later zou uit de toetsresultaten blijken dat de kinderen hoger scoorden in de periode dat de Taal- en Rekendans lessen daar gegeven werden!
In het speellokaal dansten we ons lichaam wakker terwijl we de lichaamsdelen benoemden (werkend aan mondelinge taalvaardigheid). We deden de stopdans met standbeeld-opdrachten waar de kleuters geconcentreerd van raakten (werkend aan regulatie en zelfsturing). Het eerste thema dat ik meenam naar de speelzaal was ‘kleding’. Ik had zelf een liedje bedacht met een aantal kledingstukken erin verwerkt van de woordenlijst uit de woordenschatmethode. En aan het eind van de les hingen de kinderen de kledingstukken op aan de waslijn die ik kriskras door de gang had gespannen. Zo leerden ze de kleuren van de knijpers er ook nog bij, en het woord ‘kriskras’. Dat was leuk! En ook eenvoudig, want het sloot redelijk aan bij wat ik op mijn docent dansopleiding had geleerd: dans al verhalend en vol beelden en materialen aanbieden. Na een half uur dansen stormden de kinderen hun klaslokaal weer in met nieuwe woordenschat.
Rekendoelen
In bovenstaande oefeningen komt niet alleen taal aan bod, maar ook rekenen! Zo is ‘kriskras’ een typisch voorbeeld van ‘rekentaal’, omdat het gaat over ruimtelijke ordening. Ook in een reguliere dansles ben je al veel bezig met rekenen, namelijk door te werken met ruimte, tijd, kracht, lichaamsdelen, houdingen en bewegingen. Dat deze ruimtelijke elementen onderdeel vormen van de rekendoelen in het onderwijs voor peuters en kleuters onder het domein ‘meetkunde’ (SLO, 2019a), leerde ik pas tijdens de VVE opleiding. Ik was daarvoor nog ‘onbewust bekwaam’ en werkte aan deze rekendoelen zonder dat ik dat zelf doorhad.
Behalve de ruimtelijke elementen komt rekenen natuurlijk ook aan bod bij het tellen tijdens het dansen. Verder werkten we in deze allereerste Taal- en Rekendans lessen aan ‘synchroon tellen’, terwijl je iets aanwijst of danst. Maar ook aan ‘resultatief tellen’, door kinderen na het dansen met sneeuwvlokken te vragen of ze steeds drie sneeuwvlokken willen terugbrengen. Tellen hoort bij het leerdomein ‘getallen’ (SLO, 2019b). En wat dacht je van die tegenstellingen waar wij zo vaak mee dansen? Zoals groot en klein, breed en smal, recht en krom, hoog en laag. Ik had eerder nooit gedacht dat die ook bij ruimtelijke begrippen horen - én dus bij rekenen (SLO 2019b). Ook de voorzetsels zijn ruimtelijke begrippen en dus rekentaal. Denk maar aan: op je stip dansen, achter je stip, om je stip heen. Licht en zwaar dansen hoort bij ‘wegen’ en langzaam en snel bij ‘tijdsbegrippen’. Wat rekenen we al veel tijdens het dansen!
“Binnen het thema ‘eten en drinken’ leer ik kinderen soorten fruit benoemen, werkend aan hun woordenschat. Ik laat ze vervolgens langzaam en snel naar de markt dansen op hun eigen manier, werkend aan tijd, rekenen en creativiteit. Waar ze hun fruit ook nog wegen en betalen, dus nog meer rekenen! In het begin is het complex om zo te werken, maar door het gewoon te gaan doen en steeds goed af te stemmen met de leerkrachten en de pedagogisch medewerkers raak je er steeds meer in thuis.”
Stap voor stap beet ik me vast in de meer complexe SLO-doelen. Ik dacht na over wat je kunt doen met “klanken, woorden en zinnen leren onderscheiden” of “opereren met vormen en figuren, meten, wegen of hoeveelheden”. Zo ontwikkelde ik gaandeweg de methode Taal- en Rekendans. Nog steeds duik ik af en toe het onderwijscurriculum in. Iedere keer als de leerdoelen voor het onderwijs worden geüpdatet, groeien de Taal- en Rekendans methode en opleiding mee.
Dansend nieuwe woorden leren
Samen met Karin Strelitski, mijn mentor bij de onderwijsbegeleidingsdienst, werkte ik mijn lessen uit tot de methode Taal- en Rekendans. Inmiddels is zij ‘huisonderwijsadviseur’ van de Taal- en Rekendansopleiding. Dankzij haar is alles nog beter ingebed in de onderwijsdoelen van het SLO. Karin hielp me om de Taal- en Rekendanslessen te linken aan de ‘Viertakt van Marianne Verhallen’ (Verhallen, 1994). Dat is de didactische methode voor het aanleren van nieuwe woorden die in het basisonderwijs wordt gebruikt. Hiermee leren werken vroeg van mij wel wat aanpassing in het lesgeven. Ik nam altijd leuke materialen mee naar de les en dan vroeg ik aan de kinderen: “Wie weet wat ik vandaag heb meegenomen?” Maar dat bleek toch niet de beste aanpak.
Van Karin leerde ik dat als ik mijn bos lentebloemen liet zien, dat kinderen daar wel twintig andere woorden aan konden geven in hun hoofd en dat het hen dan veel tijd kostte om dat eruit te krijgen. Ze leerde mij dat ik beter kan zeggen: “Kijk eens wat een mooie bos bloemen ik heb meegenomen! Dit is de narcis, dit is de hyacint en dit is de tulp.” Zo hebben kinderen meteen het juiste woord bij het juiste materiaal gehoord. In het begin voelde deze aanpak heel onnatuurlijk, maar ik zag wel dat het resultaat had. Want de kinderen probeerden de woorden meteen na te zeggen. En daar kon ik dan meteen op verder bouwen.
Die vraag waarmee ik aanvankelijk mijn lessen begon - “Wie weet wat ik heb meegenomen?” - is een controlevraag. Het is beter om die pas te stellen als de kinderen het woord vaak genoeg hebben gehoord. Dus als je er al betekenis aan hebt gegeven en ze lang genoeg met het woord hebben kunnen dansen en spelen. De Taal- en Rekendanslessen openen wij daarom nog steeds met een interessant voorwerp, maar hierbij geven wij precies aan wie of wat het is. Zo zorgen wij als docenten ervoor dat de voorkennis van de kinderen geactiveerd wordt in hun brein. Die voorkennis fungeert vervolgens als kapstok, waar wij al dansend de nieuwe begrippen aan ophangen.
Als basisingrediënt gebruiken we in de opleiding Taal- en Rekendans de taaltool Total Physical Response (TPR) van psycholoog en taaltrainer James Asscher (Asscher, 1969). Hij stelt dat als je een beweging aan een woord koppelt, je het beter kunt onthouden. Dit komt doordat dan niet alleen verbaal-rationele processen worden betrokken, maar ook het motorische deel van je brein. Al spelend met concreet materiaal kunnen kinderen de betekenis van het woord eerst fysiek ervaren. Van de begeleider krijgen ze tegelijkertijd het woord erbij te horen . Zo koppelen jonge kinderen het juiste woord aan hun ervaringen. Dit is ook waarom wij Taaldansdocenten tijdens het dansen praten, rappen en zingen. TPR verklaart waarom kinderen onze liedjes, dansjes en spelletjes in de klas en thuis herhalen. Het blijft zo goed hangen als een oorwurm (een liedje dat je niet meer uit je hoofd kunt krijgen)! En het is gewoon hartstikke leuk.
Een bekend dansje waar je de talentool TPR in terugvindt is ‘Superman’ . Je beeldt meteen uit wat je zegt: Hallo, liften, deodorant, niezen, skiën, claxon, haren en kammen.
Maar wanneer weet je nou of een kind je gewoon nazingt of dat het de woorden echt goed opgeslagen heeft en in de juiste context kan gebruiken? Dit kun je als dansdocent zien doordat de kinderen tijdens het zingen de materialen aanwijzen of de woorden uitbeelden. En vervolgens kan de leerkracht in de klas zien of kinderen ook in andere contexten de materialen op de juiste manier benoemen. Zoals de kledingstukken in de poppenhoek of bij het klaarmaken om naar buiten te gaan.
Een recent succesverhaal van TPR komt van Didi van den Berg die lesgeeft in Schiedam op een school met ruim 75% NT2-kinderen. Zij deed de Taal- en Rekendans opleiding (hierover verderop meer) als investering in haar toekomst, want Zumba en balletles geven tot haar pensioen zag ze niet zitten. Voordat de inkt van haar certificaat droog was, had Didi al via een van haar leerlingen in haar dansschool een opdracht te pakken. Een leerling van haar is directeur op een basisschool en nodigde haar uit om tien weken les te geven aan vier kleutergroepen. Didi vertelt over haar TPR-succesmoment:
“De vader van een Pakistaans meisje kwam op een ochtend de klas binnen en begon in het Engels een gesprek met de juf. Zijn dochter zong en danste steeds een liedje; “about winter” wist hij te vertellen. Maar hij begreep er niets van. Dat was dus een liedje wat ze in januari bij mij in de les had geleerd. Ze zong het hardst mee, dus ik wist wel dat het haar favoriet was. Terwijl ze in de klas geen woord uitbracht, ze zat nog in de stille fase. Maar dit lied was haar geluksmoment, haar succesmoment. Dat vond ik zo ontzettend mooi om te zien.”
Opleidingen voor dansdocenten en leerkrachten
Na een onderzoeksfase van ruim twee jaar startte ik in 2010 mijn bedrijf Studio Swing. In de krachtwijken van Den Haag gaf ik Taal- en Rekendans lessen en trainde ik jonge kind professionals om dansend te leren. Na een paar maanden kwamen er al aanvragen vanuit het hele land. Dan kun je volgens mij twee dingen doen: je neemt de aanvraag niet aan of je gaat collega’s opleiden die daar in de buurt wonen. Ik koos voor het laatste. Ik breidde mijn repertoire uit en ontwierp de Taal- en Rekendans methode.
Nu, vijftien jaar na oprichting, zijn er meer dan tweehonderdvijftig dansdocenten gecertificeerd om de Taal- en Rekendanslessen in hun eigen omgeving aan te bieden. Met tien van deze collega’s vormen we het opleidingsteam. We kijken samen naar doorontwikkeling van de methode en af en toe zijn deze tien ook betrokken bij het opleiden van dansdocenten als mentor of co-trainer. Doordat we aan onderwijsprofessionals kunnen uitleggen en demonstreren dat dans bijdraagt aan de opdracht van het onderwijs (de leerdoelen), gaan er steeds meer deuren open voor Taal- en Rekendans docenten. Eigenlijk hebben we dansdocenten te kort, want sommige voorscholen, peuterspeelzalen en basisscholen wachten al best lang op Taal- en Rekendans lessen... (Er zijn ruim 16.000 locaties waar peuter en kleuters onderwijs krijgen, dus tel maar uit hoeveel dansdocenten we nog nodig hebben).
Om dansdocenten te leren praten over dans in relatie tot taal en rekenen, heb ik diverse materialen ontwikkeld zoals een brochure, richtlijnen voor een gesprek met de leidinggevende van de school, observatieformulieren voor leerkrachten en een introductieworkshop voor leerkrachten en pedagogisch professionals. Na de opleiding gaat ons team dus met een stapel materialen naar huis om Taal- en Rekendans goed te kunnen verkopen aan de 16.000 onderwijslocaties voor peuters en kleuters die nog niet ‘om’ zijn. Dat helpt onze docenten om actief ambassadeur te zijn van dans in het onderwijs.
Parallel aan de Taal- en Rekendans opleiding ontwikkelde ik ook de Crebelen-opleiding. ‘Crebelen’ staat voor Creatief Bewegend Leren. De peuter- en kleuterleerkrachten zagen dat wij al dansend bezig waren met hun onderwijsdoelen en werden nieuwsgierig. Het dansplezier werkte dus aanstekelijk, maar zelf dans maken (zoals de Taal- en Rekendansdocenten doen) kost hen te veel tijd. Daarom werken zij met de door mij uitgewerkte danskaarten waar zowel de onderwijsdoelen op staan als de beschrijving van het dansidee en een link naar de muziek. Met het didactisch model van Crebelen leren leerkrachten ook om andere SLO leerdoelen toe te voegen aan een dansmoment. Na de opleiding kunnen ze ook anders kijken naar hun onderwijsaanbod en begrijpen ze hoe ze dat mee kunnen meenemen naar de speelzaal of het plein. Ze brengen hun prentenboeken in beweging en betrekken ouders vanuit plezier in plaats van verplichting.
Succesverhalen
Een goed voorbeeld van iemand die succesvol heeft gestreden voor méér Taal- en Rekendans op school is Tineke Friesen. De goedlachse pedagoog had al menig hart in vervoering gebracht met Peuterstapjes, haar zelf ontwikkelde lessen voor quality time tussen ouders en hun kinderen. Maar toen zij aan de opleiding begon, had ze toch nooit verwacht dat ze op alle voorscholen in Nieuwegein les zou gaan geven. Na de opleiding is Tineke lessen gaan observeren bij collega’s en haar eerste eigen lessen gaf ze op de basisschool van haar kinderen. Daarna zocht ze contact met de gemeente Nieuwegein over de kinderen met taalachterstanden die naar de voorschool gaan.
“Ik ben best wel vasthoudend geweest om die doelgroep te bereiken. Na een aantal gesprekken hebben we een pilot gedraaid van een jaar, bij alle locaties die VVE aanbieden. Die pilot is uitgebreid inhoudelijk geëvalueerd en werd als een hele positieve bijdrage aan de brede ontwikkeling gezien. De voorscholen nemen de Taal- en Rekendanslessen sindsdien mee in hun jaarlijkse subsidie-aanvraag. Daardoor kom ik dus wekelijks op alle locaties om met de peuters te Taal- en Rekendansen. Heel waardevol voor de kinderen en voor mij elke keer weer een feest!”
Omdat Taal- en Rekendans® lessen zo veel ontwikkelingsgebieden aanspreken, zijn er veel verschillende mogelijkheden om de financiering voor de lessen rond te krijgen. Je kunt zelf ook op bezoek gaan bij scholen of voorscholen in de buurt om samen te onderzoeken hoe jij wordt opgeleid en dan bij deze instellingen les gaat geven. In 2026 gaan we daar webinars over geven.
Goed kunnen praten over dans helpt om schoolleiders te overtuigen van de meerwaarde van Taal- en Rekendanslessen, maar uiteindelijk geeft het zien van een les voor veel scholen de doorslag. Zo vertelt docent Sandra Albers: “Als je eenmaal les gaat geven op peutergroepen en kleutergroepen dan gaat het van mond tot mond in de gemeente. Met als gevolg dat ik nu een derde collega ga laten opleiden!” Ook Miranda Molhoeks carrière als Taal- en Rekendansdocent kreeg pas echt vleugels toen ze zichzelf zichtbaar kon maken. Toen ze mijn vaste lessen overnam bij een klant in Den Haag, kon ze op LinkedIn de praktijk laten zien van de lessen. Daardoor sloten steeds meer Noord-Hollandse locaties aan als haar klant. Nu geeft ze met twee andere collega’s les op scholen in verschillende steden, terwijl dat tien jaar geleden ondenkbaar leek in het nuchtere Noord-Holland.
“Taal- en Rekendans is de redding geweest voor mijn bedrijf. Daarvoor gaf ik balletlessen op allerlei plekken, vaak kleine baantjes die ik nét met elkaar kon combineren, gedwongen zelfstandig onder rare voorwaarden en ook nog tijdens de vrije tijd van iedereen om me heen. Ik voelde me ondergewaardeerd en gevangen. Dankzij de impuls van deze opleiding zag ik weer mogelijkheden en kreeg ik weer energie om dingen anders te gaan vormgeven. Als dansdocent in het amateurveld was ik gewend om alleen creatieve, artistieke en motorische doelen voorop te zetten. De omschakeling naar taal- en rekendoelen centraal stellen heeft me tijdens de opleiding heel wat hoofdbrekens opgeleverd, maar nu is het mijn tweede natuur geworden. En het heeft mijn vuur weer aangewakkerd.”
Ook voor Alice van Ballegooie kwam Taal- en Rekendans als een redding. Niet van haar onderneming, maar van de school waar ze werkte. Met een diploma van de dansacademie en van de pabo al op zak, leerde zij op de Taal- en Rekendans opleiding hoe ze al haar kennis en vaardigheden kon combineren. Ze kwam te werken op een basisschool waar het niet zo goed ging:
“De school had een onvoldoende beoordeling gekregen van de onderwijsinspectie en ze gingen een verbetertraject in. Ze hadden gehoord over Taal- en Rekendans en omdat hun onderwijsaanbod moest verbeteren, werd ik ingehuurd. Het was heel prettig samenwerken met het team en toen de inspecteur weer kwam kijken, was hij heel enthousiast over de lessen en over de groei die het team had doorgemaakt. Van een zwakke beoordeling kreeg de school toen weer een goed oordeel.”
Sommige docenten worden gevraagd om voor kinderen in groep 3 Taal- en Rekendans te komen geven. Dit overkwam ook Claudia Verlind in Etten-Leur. De methode Taal- en Rekendans is echt gemaakt voor tot en met groep 2. De dansdocenten die gevraagd worden voor groep 3 maken in overleg met de leerkracht zelf lesstof bij de methode Veilig Leren Lezen. In deze klas was er volgens de juf een jongen die al extra gekleuterd had en waarschijnlijk in groep 3 weer zou overdoen. Dus alles wat hij mee zou pikken was mooi meegenomen. Maar het effect van de Taaldanslessen oversteeg ieders verwachting:
“Vlak voor de kerstvakantie kreeg ik een bericht van de leerkracht over dit kind. De toetsen waren geweest en hij beheerste alle letters en klanken. Zij was daar enorm door verrast, want dat lag niet in de lijn der verwachting. De leerkracht gaf aan dat ze de signaleringstoets met die jongen als maatwerk dansend had afgenomen en toen zag zij dat hij de letters en de klanken beheerste. Wauw, wat een fantastisch resultaat! Daar doe ik het voor!”
Onderzoek naar dans en NT2
Ook Saskia Sap ging na de opleiding Taal- en Rekendans aan de slag met NT2 kleuters. Vervolgens kreeg ze vanuit het lectoraat van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten toestemming om onderzoek te doen naar de invloed van dans op de ontwikkeling van de woordenschat voor NT2 kleuters. Haar onderzoek bevestigde wetenschappelijk wat ik in de praktijk had gezien: dans kan de taalontwikkeling van kinderen enorm stimuleren!
Saskia nam een onderdeel van Taal- en Rekendans, woordenschatontwikkeling. Ze stemde dat af op de specifieke leerbehoeften van kleuters met een andere moedertaal dan Nederlands. Daaruit ontstond haar TOLD-model voor het lesgeven aan deze doelgroep. Je kunt het zien als een soort specialisatie binnen Taal- en Rekendans: de methode is praktisch hetzelfde maar de doelgroep en leerdoelen zijn meer afgebakend. In deze specialisatie geeft Saskia inmiddels ook trainingen voor dansdocenten en leerkrachten: Dansend Nederlands leren voor NT2-kleuters.
Saskia testte haar TOLD-model samen met studenten van de opleiding Docent Dans op de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Drie studenten gaven drie maanden lang TOLD lessen op drie basisscholen in Amsterdam. Saskia observeerde het effect ervan, verzamelde de reflecties van de dansdocenten en leerkrachten en leidde focusgroepen. De uitkomst was steeds niet alleen een hoop blije gezichtjes, maar ook een rap groeiende woordenschat.
Dansplezier is essentieel
In haar onderzoek focuste Saskia op drie ontwerpprincipes voor het dansant lesgeven in woordenschat - gebaseerd op de elementen van Taal- en Rekendans. De eerste is het creëren van een veilige en inspirerende leeromgeving. Oftewel: kleed het lokaal aan als een theater met materialen en decoratie in het thema van de les. Dit activeert de voorkennis van de leerlingen, waardoor ze nog voordat de les begint al over het thema beginnen te kletsen. De nieuwe woordenschat wordt daardoor meteen in het juiste ‘laatje’ opgeslagen en komt daarbij tot leven in de ruimte. Onderdeel van dit leerklimaat is ook het communiceren op kleuterniveau en het werken in thema’s.
Het tweede principe sluit daar nauw op aan: het centraal stellen van fantasie, spel en het artistieke element van dans. Uit het onderzoek kwam dat de kinderen het dansen zélf het leukste vonden aan de lessen. Het centraal stellen van beleving en dansplezier, met behulp van de danselementen, is dus essentieel! De taalontwikkeling is een doel maar mag niet de dansbeleving overschaduwen.
Het derde principe is interactie. De student-docenten stelden volop vragen aan de kleuters, die enthousiast terug riepen (“wat doen we nu?” “we fietsen!”). Herhaling is daarbij essentieel: een kind moet een woord minimaal zeven keer horen voor het blijft hangen (Orioni, 2020).
Door te focussen op een smallere doelgroep (NT2 kleuters) en een kleiner onderdeel van hun ontwikkeling (woordenschat) werd het effect van dansant lesgeven meer meetbaar. En dus ook makkelijker vergelijkbaar met reguliere onderwijsmethodes. Maar de kracht van Taal- en Rekendans, en van dans in het algemeen, is juist dat het aan zoveel dingen tegelijkertijd werkt. Het is moeilijk en ontzettend tijdrovend om de lessen op te hakken in stukjes die klein, smal gedefinieerd en controleerbaar genoeg zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Extra belangrijk dus dat leerkrachten de kracht van dans in het onderwijs, met eigen ogen kunnen zien.
Samenwerking
Inmiddels werken Saskia en ik al een aantal jaren samen. Ze is betrokken bij de opleiding en kan met haar rijke achtergrond in danseducatie de opleiding ook aanbieden op dansvakopleidingen. Samen geven wij op congressen onze lezing ‘Tien redenen om te dansen tijdens het leren’. We koppelen daarin wetenschappelijk onderzoek direct aan een dansmoment zodat deelnemers er de volgende dag al mee aan de slag kunnen in hun klaslokaal.
Om bovenstaande video te bekijken moet je wellicht inloggen op Vimeo - dat kan met je bestaande Google, Facebook of Apple account. Lukt dit niet, check de video dan op studioswing.nl (scroll naar beneden).
Hoewel zowel Saskia als ik inmiddels volop ervaring hebben, blijven we verrast raken door onze nieuwe studenten van de docentenopleiding. In die opleiding zetten wetenschappelijke theorie meteen om in een praktische dansles. Daardoor zien we onze studenten direct aan het werk met hun eigen ideeën. Vooral de live opleidingsdag, waarin studenten elkaar lesgeven, verrast ons nog altijd. Zo raakte Saskia onlangs geïnspireerd door:
“Het idee om zoiets abstracts als verhuizen concreet te maken voor kinderen door echt verhuisdozen te vullen met hun speelgoed, keukenspullen en beddengoed. Vervolgens dansen de kinderen over de lengte van de zaal de verhuizing uit, en brengen ze de inhoud van de dozen in relatie tot licht, zwaar, langzaam en snel. Ook kiezen dansdocenten soms een prentenboek als leidraad voor de les en dan bieden zowel het taalgebruik als de illustraties veel inspiratie voor het opbouwen van een rijke, sensomotorische lessenserie.”
Nieuwe lichting Taaldans en Rekendans
Zoals eerder gezegd is er nog volop ruimte voor Taal- en Rekendans om door te groeien in regio’s door heel Nederland, Vlaanderen en de ABC eilanden. Ben je door dit artikel nieuwsgierig geworden? Op 5 januari 2027 start de nieuwe opleiding tot Taal- en Rekendansdocent. Daarin word je in ongeveer 5 uur per week in drie maanden klaargestoomd om zelf Taal- en Rekendans aan te bieden. Dat gebeurt onder begeleiding van Lenneke zelf, danspedagoog Saskia Sap en onderwijsadviseur Karin Strelitski. En in een inspirerende groep vol dansdocenten met wie je ideeën uitwisselt om van en met elkaar te leren.
Duurt dat je te lang? In 2026 geven we webinars waarin we dansdocenten en werknemers van voorscholen, kinderdagverblijven en basisscholen inspireren om elkaar op te zoeken. In het webinar maken we inzichtelijk waar dans en de opdracht van het onderwijs elkaar raken. We laten zien hoe dansdocenten en scholen samen aanspraak kunnen maken op subsidiegelden om opleiding en lessen te faciliteren.
Nieuwsgierig naar de opleiding of de webinars? Kijk dan voor meer informatie op www.studioswing.nl
Bronnen
Alibali, M. W. & Nathan, M. J. (2012). Embodiment in Mathematics Teaching and Learning: Evidence From Learners' and Teachers' Gestures. Journal of the Learning Sciences, 21(2), 247-286.
Asher, J.J. (1969). The Total Physical Response Approach to Second Language Learning. Modern Language Journal 53 (1), p. 3-17.
Beek, S., Van Rooijen, A. & De Wit, C. (2007). Samen kun je meer dan alleen. Educatief partnerschap met ouders in primair en voortgezet onderwijs. Den Haag/’s-Hertogenbosch: Q*Primair/KPC Groep.
Cummins, J. (1981). Bilingualism and Minority-Language Children. Language and Literacy Series. Academiu.edu. Geraadpleegd op 20 oktober 2025.
[Leren van Kinderen]. (2024, 18 februari). Het kind en het badwater [video]. YouTube.
Orioni, M. (2020). Het meertalige kind. SWP.
SLO. (2019a). Meetkunde: Inhoudslijn bij Rekenen-wiskunde, domein Meten & Meetkunde [pdf]. Geraadpleegd op 12 november 2025.
SLO. (2019b). Getalbegrip: Inhoudslijn bij Rekenen-wiskunde, domein Getallen [pdf]. Geraadpleegd op 12 november 2025.
Stichting Lezen. (2025, 8 april). Meertaligheid gunstig voor ontwikkeling. Geraadpleegd op 20 oktober 2025.
Stichting Nivoz. (2017, 17 juli). Cognitieve focus heeft geleid tot zekere verschoolsing van het onderwijs, ook voor het jonge kind. Geraadpleegd op 12 november 2025.
Verhallen, M. & Verhallen, S. (1994). Woorden leren, woorden onderwijzen: Handreiking voor leraren in het basis- en voortgezet onderwijs. Hoevelaken, Nederland: CPS.
WERKPLEZIER & DIDACTIEK
Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!
Lenneke Gentle
Na een vliegende start in het bedrijfsleven rondde Lenneke haar dansopleiding af aan het Friesland College. Ze werkte in binnen- en buitenland aan dansprojecten en startte in 2010 haar bedrijf Studio Swing. Ze ontwikkelde twee onderwijsmethodes waarin dans als middel wordt ingezet om jonge kinderen taal en rekenen te leren. Met dit gedachtegoed brengt ze binnenkort haar eerste boek uit. Nu onderzoekt ze in welke vorm dans een plaats kan hebben in de thuiszorg, in de jeugdhulpverlening, in kantoortuinen, psychologiepraktijken en… welke sectoren zich nog meer aandienen.