Hoe is het om als dansdocent neurodivergent te zijn? Tobias vroeg rond

Tobias Monsanto. Fotograaf: Ezme Hetharia.

DE JONGE DANSDOCENT | Tobias Monsanto is dansdocent en heeft autisme. Daar schreef hij in zijn eerste blog al over. Nu zet hij anderen in de schijnwerpers. Mensen bij wie de hersenen net even anders werken dan ‘normaal’, zoals dat ook zo bij hem het geval is. In hoeverre belemmert het ‘anders zijn’ hen in hun werk? Of is er geen sprake van belemmering, maar juist van verrijking? Lees verder om hier achter te komen.

Neurodiversiteit

Mijn autisme wordt vaak gezien als een ‘afwijking’, omdat ik ‘anders’ zou zijn. Maar eigenlijk is iedereen anders van elkaar. De breinen van mensen verschillen van elkaar. En dus ook hun manieren van denken en leren. Dat noemen we neurodiversiteit

Er wordt in deze context ook wel gesproken van neurotypisch en neurodivergent. Het neurotypische zou een soort ‘standaard’ of ‘normaal’ zijn en het neurodivergente een ‘afwijking’ hiervan. Mensen met autisme, ADHD/ADD, dyscalculie, dyslexie en hoogsensitiviteit zijn neurodivergent - hun hersenen werken net even anders. Mensen zonder een dergelijke ‘afwijking’ noemen we neurotypisch - hun hersenen werken ‘normaal.’

Deze uitleg is natuurlijk best zwart-wit. Het is daarom belangrijk om te onthouden dat wanneer iemand autisme of ADHD heeft, dit simpelweg betekent dat de informatieverwerking in de hersenen anders verloopt dan bij iemand zonder autisme of ADHD. Het gebruiken van de term neurodiversiteit kan zo bijdragen aan het tegengaan van de negatieve lading die soms kleeft aan neurologische aandoeningen. Het creëert bewustwording dat neurodiverse breinen niet minder zijn, maar gewoon anders.

Wil je meer weten over neurodiversiteit? Lees dan het boek NeuroDiversity: The Birth of an Idea van Judy Singer, de bedenker van de term en het concept. Of het Nederlandstalige boek Als alle breinen werken van Saskia Schepers over het omarmen van neurodiversiteit op de werkvloer.

ADHD en autisme

Ook mijn brein werkt dus net even anders. Daarom wilde ik graag weten hoe andere dansdocenten met neurodivergente breinen hun leven en werk ervaren. Lopen zij tegen dezelfde obstakels op als ik? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen? En wat kan ik van hen leren, zodat ik meer plezier aan mijn leven en werk kan beleven? 

Hierover ging ik in gesprek met dansdocent Hannah Westra en met Jacqueline de Kuijper, de hoofdredacteur van Dansdocent.nu. Ook hun hersenen werken net even anders. Hannah heeft ADHD en dyscalculie. Zij heeft net als ik de dansopleiding aan het Nova College Performing Arts gevolgd en werkt inmiddels als dansdocent bij verschillende dans- en basisscholen. Jacqueline is de oprichter en hoofdredacteur van Dansdocent.nu en heeft, net als ik, autisme.

Ik heb Hannah en Jacqueline apart van elkaar geïnterviewd. Ik wilde meer te weten komen over hoe hun neurodiversiteit zich uit in het dagelijks leven en hoe dit hun werk beïnvloedt. Door hen te interviewen ben ik weer wat inzichten rijker geworden over wat het hebben van een ‘label’ kan betekenen voor iemand in de wereld van dans (-educatie). Ook als er geen officiële diagnose is, zoals in Jacqueline’s geval, en de neurodiversiteit niet zo zichtbaar is voor de buitenwereld.  

Diagnose bekend: hoe eerder, hoe beter?

De ene persoon met een label komt er in de kinderjaren achter dat die afwijkt van de norm, terwijl de andere persoon er pas als volwassene achter komt. En bij de ene wordt het label opgeplakt door een deskundige, terwijl de ander in de eerste plaats zichzélf erin herkent. Ikzelf wist het rond m’n tiende, dus ik weet niet beter dan dat ik autisme heb. Hannah wist het zelfs nog eerder. Ze vertelt:

“Bij mij is sinds mijn zesde bekend dat ik ADHD heb. Dit is toen volgens mij ook gediagnosticeerd. En dyscalculie is bekend sinds dat ik in groep 8 zat. Ik begreep toen geen snars van de Cito-toets. Het was niet zo dat ik het niet wilde snappen, want ik vond rekenen best leuk, maar ik had gewoon dat inzicht niet. Gelukkig kreeg ik tools die mij hielpen bij het rekenen, maar ik vind het allemaal nog steeds best ingewikkeld.”

Bij Jacqueline liep het anders. Zij is nooit officieel gediagnosticeerd, maar concludeerde een paar jaar geleden zelf dat ze autisme heeft. Ze vertelt:

“Ik heb meerdere burn-outs gehad in mijn leven. Maar ik heb ze niet allemaal als zodanig herkend, doordat ik ‘te jong’ was om een burn-out te hebben. Op de middelbare school had ik ook altijd last van stress, wat zich uitte als hoofdpijn, buikpijn en rugpijn. Als ik thuiskwam uit school moest ik eerst een uur slapen, anders functioneerde ik niet. Dus ik had eigenlijk toen al alarmbellen. Toen ik het vak psychologie volgde op de universiteit, dacht ik aan autisme. Maar de verhalen van jongens met autisme die ik hoorde, daar herkende ik mij niet in. De ‘extreme’ voorbeelden van bijvoorbeeld obsessief treintjes leuk vinden, of heen en weer wiegen met het bovenlichaam. Dat soort dingen deed ik dan weer niet.

In de laatste vijf tot tien jaar is er steeds meer aandacht voor hoogfunctionerend autisme. Steeds meer mensen kunnen praten over hun eigen ervaringen. Er worden boeken gepubliceerd van vrouwen met autisme, maar die daar pas na hun dertigste of veertigste achter kwamen. Dat komt omdat autisme zich bij vrouwen vaak anders uit dan bij mannen, en door artsen veel minder snel wordt herkend. En dat komt dan weer doordat medisch onderzoek zich vaak vooral op mannen richt en de verschillen tussen mannen en vrouwen negeert. Toen ik vier jaar geleden weer in een burn-out en depressie terechtkwam en ik die boeken van andere vrouwen met autisme ben gaan lezen, dacht ik: Ja, that’s me! Dat ik mij herkende in hun verhalen was voor mij bevestiging genoeg.“

Wanneer ik hierop reflecteer, komen er allerlei vragen naar boven drijven. Zoals de vraag: In hoeverre maakt het uit op welke leeftijd je gediagnosticeerd wordt met iets als autisme of ADHD? Zoals ik al zei, weet ik niet beter dan dat ik autisme heb, doordat ik dit al van kinds af aan wist. Maar wat nou als ik er net als Jacqueline pas als volwassene achter was gekomen? Misschien zou het leren omgaan met mijn autisme dan een stuk beter zijn gegaan, aangezien ik er dan op een volwassenere manier naar had kunnen kijken. Maar dan had ik al die jaren ervoor niet de hulp gekregen die ik nu wel krijg. En die hulp heeft mij ver gebracht in het leven, ik denk verder dan wanneer ik het tot nu toe zonder die hulp had moeten doen. Was ik zonder mijn diagnose wel dansdocent geworden?

Belemmering of kracht?

Toen ik aan Hannah en Jacqueline vroeg of het hebben van ADHD en autisme hen belemmert in hun dagelijks leven, kwamen er twee totaal verschillende antwoorden aan de oppervlakte. Hannah haar ADHD inmiddels helemaal omarmd. Ze zegt stellig:

“Nee. Toen ik zes jaar oud was, werd er medicatie voorgeschreven. Dit was voor rust in mijn hoofd en uiteraard ook voor de mensen om mij heen. Ik liep ook bij de GGZ, waar ik werd geholpen door een man die leek op Youp van ’t Hek. Medicatie vond ik niet fijn. Op een gegeven moment ben ik gestopt met al die ‘troep’. Ik wilde het allemaal niet, ik wilde kijken hoe ik het allemaal zelf kon fixen. Vanaf dat moment ben ik mijn ADHD ook meer gaan zien als een toevoeging op mijn dagelijks leven. Het brengt mij (en heeft mij gebracht) tot wat ik nu allemaal kan. Ik kan bijvoorbeeld echt lange dagen draaien, want daar haal ik veel energie uit.

Ik weet goed wat mijn sterke en zwakke punten zijn. Ik ben mega-creatief, en kan urenlang doorwerken zonder dat ik uitgeput raak. Het blijft ratelen waardoor ik mezelf kan blijven motiveren. Maar plannen vind ik best lastig, ik ga van de hak op de tak, waardoor bijvoorbeeld mijn agenda te vol raakt. Tijdsbesef is ook zo’n ding, vanwege het rekenen… Digitaal klokkijken heb ik moeten drillen om het te weten en te begrijpen. Ik was vroeger ook als de dood dat ik ergens te laat zou komen, dus was ik er vaak al een uur van tevoren. Plannen kon ik gewoon niet. Maar ik vind mijn ADHD geen beperking. Ik omarm het juist.”

Jacqueline ervaart haar autisme wel als een beperking, maar niet als een stoornis. Ze zegt hierover:

“Autisme wordt vaak omschreven als een stoornis waarbij de afwijking op sociaal vlak het grootst is. Maar ik ervaar de prikkelgevoeligheid als het meest belemmerend. Bijvoorbeeld een één-op-één gesprek met iemand heb ik absoluut geen moeite mee. Maar zodra dat een gesprek met drie of vier mensen wordt, moet ik mijn aandacht verdelen en raak ik overprikkeld. Ik ga daarom niet naar feestjes of festivals. En als ik ‘s avonds naar een première ga, weet ik dat ik die de dag erna echt rustig aan moet doen. Ik moet dan weer ‘opladen’. Managen hoe veel sociale dingen ik in een week doe en het herstellen ervan is belangrijk voor mij.

Doordat ik ook hoogbegaafd ben, weet ik niet goed of bepaalde kwaliteiten voortkomen uit mijn autisme en welke niet. Ik denk dat bijvoorbeeld het herkennen van patronen en de logica van dingen inzien wel iets is dat voortkomt uit mijn autisme. Maar dat is ook iets waar veel hoogbegaafde mensen goed in zijn, dus zeker weet ik dat niet.

Ik zie mijn autisme dus wel als een beperking, maar niet als een stoornis. Het autistische brein vind ik een natuurlijke, gezonde variatie. Wanneer ik thuis ben, is het rustig, functioneer ik en ben ik gelukkig. Maar doordat de maatschappij er niet op ingesteld is, ervaar ik autisme als beperking. Ik kan niet meekomen in wat de norm doet, zoals naar festivals gaan. Doe mij maar een wandeling in het bos met mijn hond, daar word ik veel blijer van.”

Aha… Dus Hannah heeft als aandachtspunt om de planning niet te vol te maken. En Jacqueline moet ook op de planning letten, maar dan juist hersteltijd inplannen na een drukkere periode. Ook voor mij speelt planning een belangrijke rol. Als dansdocent betekent dit dat ik geen vier of vijf danslessen van een uur achter elkaar zou kunnen geven. Ik vind twee à drie lessen wel voldoende. Mits ik even een pauze heb tussendoor, dus hersteltijd, net als Jacqueline. En net als Hannah moet ik dus oppassen dat ik mijn planning niet te vol maak. Niet doordat ik niet goed kan plannen, maar doordat ik mezelf overschat. Dat kan ik heus wel aan, denk ik dan. Maar dan loop ik er toch weer tegenaan dat ik nou eenmaal meer rust en hersteltijd nodig dan de meeste mensen.

Helpt jouw neurodiversiteit jou bij het lesgeven?

Mijn autisme zorgt ervoor dat ik mijn lessen extreem goed voorbereid wil hebben. Dat is enerzijds helpend, maar kan ook tegenwerken. Want wanneer tijdens een les de leerlingen niet meekomen in het dansmateriaal zoals ik verwacht had, moet ik in het moment kunnen schakelen. En ik ben ook echt ontzettend lang bezig met het voorbereiden van lessen. Ik ben nog zoekende in een handige manier van voorbereiden. Hannah heeft die inmiddels gevonden. Ze vertelt:

“Mijn spanningsboog is niet heel lang. Aan één stuk door veel lesmateriaal maken kan ik niet. Na een uur is mijn concentratie wel echt weg. Ik heb voor de laatste twee à drie weken van de zomervakantie geprobeerd in te plannen wanneer ik welk lesmateriaal maak, om het goed gerealiseerd te krijgen. Ik merk dat ik bij het voorbereiden van lesmateriaal ook snel afgeleid kan raken. Dan ga ik ineens even strijken of een kopje koffie zetten. Dan moet ik echt tegen mezelf zeggen: ‘Nee, Han, focus!’ Maar wat ik het afgelopen schooljaar heb geleerd is om ergens anders dan thuis aan mijn lessen te werken, zodat ik niet tussendoor even de was kan doen, of iets op de tv opnemen wat ik graag wil zien.

Tijdens dansles geven helpt het hebben van ADHD mij juist. Op het Nova College hadden wij zo’n enorm enthousiaste balletdocent. Hij was voor mij echt een voorbeeld. Ik krijg nu ook van ouders en leerlingen opmerkingen zoals: ‘Jemig, dat enthousiasme, het vuur spat ervan af! Het motiveert ook echt!’ En dat stuk enthousiasme is wel echt iets wat ik probeer toe te passen in mijn lessen.”

Jacqueline heeft vooral pilateslessen gegeven. Ik herken mij in het volgende wat ze zegt:

“Mijn opdrachtgever gaf meerdere lessen back-to-back. Dus wanneer de ene les klaar was, begon meteen de andere les. Ik heb toen aangegeven dat ik dat niet fijn vond en er minimaal een kwartier tussen twee lessen moest zitten. Wanneer ik dan op zaterdagochtend vier lessen gaf, twee groepslessen en twee privélessen, dan kwam ik daarna thuis en was ik op. Nog met een vriendin afspreken of ’s avonds weg, ging dan niet. Hersteltijd is belangrijk. En ook eigenlijk niet meer dan drie lessen achter elkaar geven.

Tijdens het lesgeven wilde ik mijn leerlingen graag iets bijbrengen. Niet iedereen had daar behoefte aan. Dan was de gezelligheid belangrijker dan hetgeen wat geleerd kon worden. Tja… dan heb je aan mij de verkeerde, want ik wilde mijn leerlingen echt de juiste techniek aanleren.”

Hersteltijd is dus wederom ontzettend belangrijk. Die wordt niet altijd geboden. En ik wil mijn leerlingen ook het liefst iets leren. Gezelligheid is prima, maar een dansles moet absoluut leerzaam zijn.

(On)prettig in de dansles

Tijdens de dansopleiding was ik bijna gestopt met dansen. Vandaag de dag twijfel ik nog steeds weleens aan het dansen: ga ik daarmee verder in het leven? Ik denk dat mijn autisme daar zeker wel een rol in speelt. Want door mijn autisme stel ik mezelf vaak de vraag: kan ik het wel aan? En ook de vraag: zullen anderen, bijvoorbeeld opdrachtgevers/dansschoolhouders, het wel begrijpen? Jacqueline voelde zich ook niet altijd begrepen vanwege haar autisme. Ze zegt:

“Door mijn ervaringen op de dansvooropleiding wilde ik niet meer naar de dansacademie. Ik werd niet begrepen en niet gehoord. Ik mocht als enige niet over naar het volgende jaar, want mijn dansniveau was kennelijk gestagneerd. Ik was niet goed in het tellen van muziek en de maatsoort herkennen, terwijl we nooit een goede basis in muziektheorie hadden gehad. Tijdens een dansles, in een grote groep, voor de spiegel moest je het leren, want ‘dansers zijn doeners’… Maar zo leer ik niet. Ik wil het rustig uitgelegd krijgen en er veel over lezen. Dus ben ik uiteindelijk naar de universiteit gegaan. Daar kreeg ik dansles van een dansdocent en -therapeut uit Amerika, en we deden vooral veel improvisatie en instant composition. Toen heb ik het plezier in dansen wel weer teruggevonden.

Ik heb vroeger mijn dansdocenten van de vooropleiding veel verweten. Maar zij wisten niet dat ik autisme had en ikzelf trouwens ook (nog) niet. Dus tja… logisch dat ze toen zo met mij zijn omgegaan. Zij wisten niet beter, ik ook niet. Mijn zelf-diagnose heeft er wel voor gezorgd dat ik in staat ben mensen te vergeven. Ik ben niet meer boos. Maar ik zou het wel fijn vinden als er meer kennis komt over autisme binnen dans, zodat docenten echt studentgericht onderwijs kunnen bieden en leerlingen met verschillende leerstijlen kunnen bereiken.” 

Ik zou dat ook heel fijn vinden, meer kennis over autisme in de danswereld, zodat mensen zich niet buitengesloten voelen, maar juist prettig en veilig. Dat vindt Hannah ook heel belangrijk in haar eigen lessen:

“Het is voor mij een must, dat je je als leerling prettig voelt in mijn danslessen, ongeacht wie je bent, wie je wilt zijn, hoe oud je bent, hoe je eruitziet en wat er in je hoofd omgaat. Ik zeg ook altijd tegen mijn leerlingen en hun ouders: als er iets is, meld het. De leerlingen zelf kunnen ervan leren, de ouders ook, maar ikzelf natuurlijk net zo goed!

Toevallig heb ik een leerling met autisme in één van mijn lessen staan. Ik zit vaak heel goed met hem op één level, doordat hij ook zo mega creatief is. Tuurlijk moet ik vaak zeggen, ‘nu aan de barre, nu is het klaar, focus.’ Maar dat vind ik niet erg, dat neem ik voor lief. De andere kinderen in die les motiveren hem ook, ze doen hun best om hem bij de les te betrekken, doordat ze weten dat hij autisme heeft. Hij werkt heel hard binnen zijn kunnen om in de les goed mee te doen. Dat vind ik leuk en inspirerend. 

Ik ben ook over mezelf heel open. Als ik weer eens aan het ratelen ben, of ik zing ineens mee met een nummer, of ik raak afgeleid door een vogel buiten, dan benoem ik altijd even: ‘Sorry jongens, ik heb ADHD.’ En dan moeten ze ook even lachen en is de lucht geklaard. Anders krijg je achteraf gesmoes, zoals: ‘Nou, die juf Hannah was wel een beetje gek hoor.’ Terwijl wanneer je open kaart speelt, is er wederzijds meer respect naar elkaar.”

Met trots touwtjes in eigen handen

Zou het helpen als ik gewoon mijn eigen dansschool heb? Zelf de touwtjes in handen, zelf de controle en niet iemand anders die zegt hoe het moet. Zo heeft Jacqueline Dansdocent.nu ook zelf opgericht. Ik vroeg haar hoe ze daar tegenaan kijkt. Ze antwoordt:

“Ik zou er trots op willen zijn. Maar de hoogbegaafde autist in mij ziet altijd alle foutjes, alles wat niet goed is gegaan. Ik heb ook besloten om met een kleiner team te werken. Met mensen die, net als ik, loyaal, stipt en gestructureerd zijn. Want hoe meer contacten ik moet onderhouden, hoe zwaarder het voor mij wordt. Ook wil ik teleurstellingen voorkomen. Bijvoorbeeld dat mensen last-minute toch besluiten niet te schrijven voor Dansdocent.nu omdat er een andere klus is binnengekomen. Ik houd graag de controle en met hoe meer mensen ik moet werken, hoe meer onzekerheid ik heb. Dus als je vraagt ‘Ben je trots op Dansdocent.nu?’ dan zou ik zeggen: “Ik dénk wauw, maar ik vóél het niet.” Want wat ik voel is al die stress van het onderhouden van al die contacten.”

Ah ja… zelf de touwtjes in handen betekent natuurlijk ook echt zelf aan het roer staan, zelf beslissingen maken, en veel contacten onderhouden. Zou ik dat ooit kunnen? Ik zie meteen beren op de weg als ik eraan denk. Maar misschien is het beter om daar niet aan te denken. Zo zei Hannah nog in het interview:

“Ik zou echt zeggen om je ‘beperking’ - naar woord vind ik dat eigenlijk - om te draaien. Dus dat je echt de positieve kanten ervan gaat proberen in te zien. Het opsommen van wat je niet kan, waar je niet goed in bent, helpt niet. Het brengt je niet verder. Probeer je kracht in te gaan zien en jezelf niet naar beneden te halen. Of je nu dansdocent, of ict’er bent of wilt worden. Je hebt gewoon een superpower!”

Wauw, kon ik maar zo naar mijn autisme kijken, zoals Hannah naar haar ADHD kijkt. Ik kan daar echt nog wat van leren. Want ik denk ook zeker dat dat mij verder zal brengen, ook als dansdocent.

Conclusie

Ik kon mij wat beter herkennen in de antwoorden die Jacqueline gaf, dan in die van Hannah. Niet heel gek, denk ik, aangezien Jacqueline en ik beiden autisme hebben. En ondanks dat autisme en ADHD allebei onder de verzamelnaam neurodivergent vallen en ook zeker wel wat overlap hebben, merk ik toch best wel wat verschillen tussen die twee. Vooral wanneer het aankomt op het omgaan met autisme of ADHD in de danswereld.

Door deze twee interviews heb ik geleerd dat ik niet de enige ben die tegen zijn label/beperking aanloopt. En dat ik het ook mag gaan leren zien als een superpower. Want ik heb het danswerkveld zeker kwaliteiten te bieden - zoals je in mijn eerste blog kunt lezen. Nu hopen dat de danswereld dat ook zal inzien. 


DE JONGE DANSDOCENT

Hoera! Je bent afgestudeerd als dansdocent. En nu? In de rubriek ‘De jonge dansdocent’ lees je alles over de perikelen van een beginnend dansdocent. In 2023 is dat Tobias Monsanto, alumnus van de mbo dansopleiding aan het Nova College for Performing Arts in Haarlem. Wat komt hij tegen in het werkveld? Is hij daarop voorbereid door de opleiding? Wat zijn de successen? En de uitdagingen? Je leest het hier op Dansdocent.nu!

Tobias Monsanto

Tobias Monsanto is redacteur van de rubriek ‘De Jonge Dansdocent’. Hij studeerde in 2022 af van de mbo dansopleiding aan Nova College Performing Arts in Haarlem. Zijn passie voor dans, theater en lesgeven is groot. Hij wil dan ook graag verder leren op het gebied van dans- en/of theatereducatie. Voor Dansdocent.nu schrijft Tobias sinds begin 2023 over zijn ervaringen als beginnend dansdocent. Op deze manier hoopt hij andere (beginnende en aankomende) dansdocenten te kunnen inspireren met zijn verhalen.