Bewegingsonderzoek: wees ook eens níét ambitieus

Ilja Geelen (rechts) in de dansles van Sofia Nappi. Fotograaf Samuel Santos.

YOUNG DANCE PROFESSIONAL | In haar eerste artikel als redacteur Young Dance Professional beschreef Ilja Geelen haar ervaringen tijdens eye-opening workshops in Brussel en Parijs. Daar werd dansimprovisatie veel breder ingezet dan zij gewend was, én gecombineerd met technische lesdoelen. In dit artikel vertaalt ze deze ervaringen naar inzichten voor zichzelf als dansdocent. Ze kijkt kritisch naar de benaderingen van dans die ze kent en gooit die vervolgens door elkaar. Haar advies? Durf ook eens ‘doelloos’ te improviseren!

Een leven lang leren

Als dansdocent is het voor mij essentieel om te allen tijde vooral ook leerling te zijn. Dat wil zeggen dat ik met een nieuwsgierige blik naar mijn leerlingen kijk om te ontdekken wat zij mij kunnen leren door de vragen die ze stellen, de ideeën die ze aanbieden, en de obstakels waar ze tegenaan lopen. Het betekent ook dat ik het belangrijk vind om workshops te blijven volgen waarin ik letterlijk zelf de leerling ben. Niet zozeer om de ideeën van de docent over te nemen, maar vooral om te blijven voelen wat het eigenlijk betekent om te (leren) dansen. Wat is het effect van verschillende methoden? Waar houd ik zelf van als danser? Maar ook: hoe leer ik zelf het best? 

De workshops die ik de afgelopen tijd in Brussel en Parijs (zie mijn eerste blog) heb gevolgd gaven me volop voeding voor reflectie vanuit mijn eigen leerling-zijn. Met name mijn gewoontes ten aanzien van lesmethodes voor dansimprovisatie werden op de proef gesteld. Op mijn opleiding tot dansdocent aan ArtEZ in Arnhem hanteerden we een categorisering van verschillende dansbenaderingen. Technische en reproductieve benaderingen onderscheidden we van creatieve en expressieve. Bij elke benadering pasten logischerwijs bepaalde doelen. De technische benadering leende zich beter voor het verbeteren van danstechniek in een specifieke stijl. De creatieve en expressieve benadering waren meer geschikt voor dans als uitingsvorm voor de eigen ideeën van de leerlingen. 

Tot voor kort vond ik deze categorisering vanzelfsprekend. De danslessen die ik de afgelopen tijd volgde, van Gaga tot floorwork tot hedendaagse danstechniek, waren echter doordrenkt van improvisatie-oefeningen. Meestal bestond slechts twintig procent van de les uit vastgelegd materiaal. Toch zou ik deze lessen beschrijven als ‘technieklessen’. De docenten van wie ik les kreeg (Sofia Nappi, Samir M’Kirech, Jeremy Alberge en Mourad Bouayad) maakten namelijk gebruik van zeer doelgerichte, specifieke exploratie-oefeningen.

Dansimprovisatie met technische doelen

In plaats van een technische oefening over alignment, bijvoorbeeld, nodigde Samir M’Kirech ons uit om te spelen met het vergroten en verkleinen van de afstanden tussen pelvis, borstbeen en kruin. Minutenlang zoomden we in op deze punten. Expres deden we alles wat volgens de ballet-technische danshouding ‘fout’ zou zijn. Het grootste deel van de tijd stond ik te wiebelen op mijn benen en een aantal keren viel ik op de grond. Het resultaat? Aan het einde van de les stond ik als een huis en wist ik mijn evenwicht te behouden in de meest complexe en ‘onlogische’ houdingen. 

Oefening: Loop op een gemiddeld tempo naar de overkant van de zaal, terwijl je visualiseert dat pelvis, borstbeen en kruin drie punten zijn die je van en naar elkaar beweegt. Breek daarin met de dansershouding van een rechte rug met de kruin omhoog. Speel met richtingen en disbalans.

Deze aanpak bood mij de kans om tot in detail diepgaand in te zoomen op de werking van een gewricht, de verbindingen tussen of juist de isolatie van lichaamsdelen. Dit op een manier die in technische oefeningen niet altijd te bereiken is, of waar tijdens een gemiddelde ‘techniekles’ geen tijd voor is. Ga maar eens na hoeveel er bijvoorbeeld komt kijken bij alleen al het uitvoeren van een perfecte tendu. Je bent meteen met al je lichaamsdelen tegelijk bezig en moet daarbij ook nog een maat aanhouden. 

Samir en de andere docenten lieten dit soort basispassen los en nodigden ons uit tot het verkennen van één basiselement tegelijk; bijvoorbeeld de loodlijn óf afwikkeling van de voet. We speelden met de basis, die we volgens ons diploma als dansprofessionals al lang beheersten, vanuit ons eigen individuele dansgevoel. Hierdoor kwamen wij, of in ieder geval ik, tot een diepgaander technisch begrip. 

Kan voor- en nadoen samengaan met improvisatie?

Een ander opvallend verschil met wat ik gewend was, was hoe actief mijn docenten in Brussel en Parijs zélf mee dansten in hun eigen les – óók in improvisatie-achtige oefeningen. Mijn improvisatie-docenten op de dansacademie heb ik zelden iets fysiek zien demonstreren. Zij wilden onze eigen creatieve ontwikkeling stimuleren en de opdrachten niet te veel voor ons inkleuren door ze voor te doen. Een mooi streven, dat in veel gevallen logisch is. Maar soms werpt dit ook een drempel op. 

Onlangs leidde ik een workshop in een hostel in Marseille. De mensen kwamen timide en terughoudend binnen, en hoe hard ik ook mijn best deed, ik kreeg ze niet zomaar uit hun schulp. Totdat ik mezélf fysiek tot het uiterste dreef op mijn favoriete nummer, en in een opwelling riep: “Ik heb jullie energie nodig!” Ineens vond er een omslag plaats, waarin iedereen veel meer durfde te geven. Door zelf vol overgave in de oefeningen te duiken, kon ik de rest meeslepen. Ik liet bovendien zien dat het niet perfect hoefde te zijn, dat je mag vallen en wankelen en zoeken en proberen. 

Mijn moment van gedeelde energie was geïnspireerd op de Gaga danslessen van Mourad Bouayad, die ik gevolgd heb in Parijs. Mourad deed de hele les vol overgave mee, waardoor wij ons te allen tijde aan hem konden optrekken. Zijn lessen waren een verademing na twee jaar lang vooral zelf gedanst te hebben in mijn kamer, toen ik tijdens de coronacrisis Culturele Antropologie studeerde. 

Oefening: Mourad benaderde al zijn oefeningen vanuit verbeelding. In plaats van sit-ups en V-holds bijvoorbeeld, liet hij ons inbeelden dat we in een enorm bed eindeloos lakens van ons afduwden met handen en voeten. De vorm was vergelijkbaar met die van een ‘V-hold’ of ‘boat pose’ (een buikspieroefening balancerend op de billen met handen en voeten van de grond) maar de uitvoering werd veel bewuster en zachter. 

Na een aantal lockdowns zullen mijn collega’s misschien beamen: improviseren ‘vanuit jezelf’ houdt ergens op. Hoe inspirerend je bronnen ook zijn, soms kun je vastlopen in een beperkt bewegingspatroon. Dan kan het helpen als je van een docent een bewegingskwaliteit of energie kunt overnemen die buiten je comfortzone ligt.

Dit gebeurde onder andere tijdens de oefening ‘Gaga-me’. Hierin spiegelen de dansers de docent zo precies mogelijk, terwijl die zelf ter plekke aan het improviseren is. Mourad’s bewegingen tijdens deze oefening waren repetitief en niet al te complex, maar doorkruisten een brede variëteit aan dynamieken in alle lichaamsdelen. Het dwong me om alle gradaties van tijd, kracht en ruimte te doorvoelen. Het zelf niet hoeven nadenken verschoof mijn focus naar het voelen van de bewegingen. Ik voelde meer nuances tussen veel en weinig spierspanning en alles daar tussenin.

Oefening: Bij ‘gaga-me’ spiegelen de dansers de docent zo precies mogelijk, terwijl die zelf ter plekke aan het improviseren is. De docent staat in het midden, de leerlingen staan er in een kring omheen. De leerlingen doen de docent zo precies mogelijk na terwijl die herhalende bewegingen doet in verschillende bewegingskwaliteiten. Van zacht naar strakke accenten, van slap naar gespannen, met abrupte en geleidelijke transformaties. 

Dansimprovisatie zónder creatieve ambities

“Het gaat goed, totdat je gaat choreograferen,” gaf Mourad mij als feedback. Tot voor kort kende ik dansimprovisatie vooral als inspiratiebron voor nieuw dansmateriaal. Daardoor had ik mezelf blijkbaar ergens het idee aangepraat dat mijn dansimprovisaties interessante nieuwe bewegingen moesten opleveren. Ik beoordeelde mijn bewegingen meteen op esthetische en/of expressieve waarde. Uiteindelijk is dit oordeel onmisbaar; zomaar wat bewegen omdat het goed voelt maakt immers nog geen dans. Toch kan het goed zijn om soms even niets te hoeven vínden van dat wat je doet, leerde ik van Mourad.

Tijdens zijn exploratie-oefeningen vanuit verbeeldingskracht lukte het me steeds beter om mijn nek los te laten – een blijvend werkpunt voor mij. Maar wanneer ik vervolgens thuis een frase wilde maken gebaseerd op mijn improvisatie, zette de spanning zich weer vast. Uiteindelijk ‘klikte’ het pas na een stuk of acht exploratiesessies, met en zonder begeleiding van een docent, maar vooral: niét met een choreografie als doel (in Mourad’s woorden: “zonder ambitie”). 

Juist door even niét creatief aan de slag te moeten, ontstond er ruimte om in te zoomen op de werking van mijn eigen lichaam én geest. Ik leerde opnieuw welke aansturing ik persoonlijk nodig had en hoe ik die mezelf kon geven. Ofwel: door middel van welke woorden, beelden, muzieksoorten en werkkaders ik de vloeiende, zachte bewegingskwaliteit kon bereiken waarnaar ik streefde.

Van dansimprovisatie naar bewegingsonderzoek

Lang heb ik gedacht dat ik, als danser en als docent, moest kiezen tussen de technische en de expressieve benadering van dans. Ik was - en ben - van mening dat danstechniek vooral een middel is ter ondersteuning van dansexpressie. Een goede techniek zorgt ervoor dat je een bredere basis aan bewegingen hebt die je kunt gebruiken om een verhaal te vertellen. Danstechniek is voor mij dus niet het einddoel, maar een hulpmiddel tot creativiteit. Maar de les-formats die ik geleerd had op de dansacademie dwongen mij om een sterke nadruk te leggen op techniek óf expressie. Dansimprovisatie behoorde daarin uitsluitend tot het expressieve domein. 

Door alle inzichten van de afgelopen tijd ben ik de creatief-expressieve werkvormen echter veel breder gaan zien, niet alleen als improvisatie maar als ‘bewegingsonderzoek’. Dit bevrijdde mij van de kaders die ik gewend was van mijn technieklessen enerzijds en improvisatielessen anderzijds. Als je improvisatie breder bekijkt, namelijk als bewegingsonderzoek, hoeft danstechniek niet langer een voorwaarde te zijn voor creativiteit en expressie. Techniek, expressie en creativiteit kunnen tegelijkertijd, hand in hand, ontstaan. De danstechniek hoeft ook niet in een aparte les te worden aangeleerd, om de dansexpressie-les te ondersteunen. In plaats daarvan kan danstechniek worden geïncorporeerd in de creatieve/expressieve/zelfonderzoekende benadering.

Bewegingsonderzoek is spelen met technische gegevens. De leerlingen worden uitgenodigd om bewust fouten te maken en om hun eigen mogelijkheden te onderzoeken. Ze mogen dingen uitproberen waar ze voor het curriculum wellicht nog niet aan toe zijn, of juist eindeloos bewegingen uitbuiten die eigenlijk ‘te makkelijk’ voor ze zijn, om die beter te voelen en te begrijpen. Daarbij worden ze uitgedaagd om speelsheid en dansplezier te vinden, om nieuwsgierigheid en luchtigheid te behouden ongeacht de moeilijkheid van de techniek. 

Daarin ligt meteen ook een verantwoordelijkheid voor de docent: zorgen voor een serieuze speelsheid. Bewegingsonderzoek werkt alleen met enerzijds een serieuze toewijding en concentratie, en anderzijds een openheid, speelsheid en flexibiliteit om ‘fouten’ op te vatten als uitnodigingen tot nieuwe bewegingen. Mijn advies? Gebruik de didactische kaders van de verschillende benaderingswijzen, maar durf ze ook los te laten. Doe eens iets voor in een improvisatieles, pak technische doelen eens aan vanuit (gekaderde) exploratie, en durf eens ‘doelloos’ te improviseren. Stel je ambities af en toe eens uit. Het werkt verademend!

Inspiratie nodig? De lessen die ik volgde in Brussel werden gegeven door Jeremy Alberge, Samir M’Kirech en Sofia Nappi. Zij geven regelmatig workshops in verschillende steden in Europa. Sofia Nappi was bijvoorbeeld nog in oktober te vinden bij Henny Jurriëns Studio in Amsterdam. De Gaga-lessen die ik volgde in Parijs worden door verschillende docenten aangeboden, onder andere in Amsterdam en Brussel, maar ook online (zie www.gagapeople.com/en). In Zürich volgde ik lessen Streamflow van Heidi Vierthaler, die ook veel in Nederland werkzaam is, onder andere bij AHK.


YOUNG DANCE PROFESSIONAL

Hoera! Je bent afgestudeerd als dansdocent. En nu?! Er gaat een nieuwe wereld voor je open. Je hebt al lang door dat de danswereld oneindig veel rollen en werkvormen kent. Maar welke past het beste bij jou? Onze Young Dance Professional laat zien dat je het allemaal niet meteen hoeft te weten. Dit jaar vertelt Ilja Geelen hoe zij op eigen tempo dans herontdekt zonder de regels van een opleiding. Al dansend, docerend, makend, ondernemend en onderzoekend reist ze naar onder andere Frankrijk en Marokko. Daarvoor verbreedt zij letterlijk haar horizon.

Ilja Geelen

Ilja Geelen is redacteur Young Dance Professional. In 2019 studeerde ze af aan de bacheloropleiding Docent Dans bij ArtEZ in Arnhem. Daarna volgde ze de master Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, waarvan ze in juni 2021 is afgestudeerd. Tijdens haar masterstudie gaf ze les in modern jazz aan leerlingen tussen de 6 en 60 jaar oud, en schoolde ze zich bij tot jeugdtrainer boulderen in een indoor klimhal. Voor Dansdocent.nu schrijft ze over de uitdagingen die ze tegenkomt tijdens haar eerste projecten als dansdocent-antropoloog in onder andere Frankrijk en Marokko.