Dans als creatieve katalysator voor de ontwikkeling van taal en rekenen

Beeld: Taal- en Rekendans / Studio Swing

WERKPLEZIER & DIDACTIEK | De afgelopen vijftien jaar is de methode Taal- en Rekendans uitgegroeid tot een bekende onderwijsmethode voor het jonge kind. Onderwijsprofessionals zien steeds beter hoe dans kan bijdragen aan de onderwijsdoelen op voorscholen, peuterspeelzalen en basisscholen. In dit artikel deelt grondlegger Lenneke Gentle de ontstaansgeschiedenis van de methode, wetenschappelijke inzichten over bewegend leren en succesverhalen van dansdocenten. Laat je inspireren! 

15 jaar Taal- en Rekendans

Al dansend, zingend en spelend taal en rekenen leren? Zeventien jaar geleden was het nog onontgonnen gebied. In 2008 werkte ik als dansdocent en tutor op de Haagse binnenstadsschool Prinsehaghe. Om me te verdiepen in de ontwikkeling van het jonge kind volgde ik bij de onderwijsbegeleidingsdienst de opleiding Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). VVE is onderwijs voor peuters en kleuters met een ontwikkelingsachterstand. Dat zijn kinderen uit een lager sociaal-economisch milieu en kinderen met een andere moedertaal. 

Samen met mijn mentor kreeg ik toen al in zicht dat dans een mooi instrument is om kinderen zich fysiek, sociaal-emotioneel en creatief te laten verbinden met taal en rekenen. Dat leidde tot mijn eerste experimenten met het inzetten van dans om woordenschat aan te leren. Die eerste lessen groeiden in de daaropvolgende jaren uit tot mijn eigen bedrijf Studio Swing (2010) en de methode én docentenopleiding Taal- en Rekendans die ik in 2012 officieel registreerde.

Op de VVE opleiding leerde ik hoe je onderwijs geeft aan jonge kinderen die een andere moedertaal hebben dan het Nederlands. Dat noemen we ‘NT2’. Dat staat voor: Nederlands als tweede taal. In Den Haag kwam 85% van de kinderen bij ons op school binnen als NT2-peuter. Deze kinderen hadden welliswaar een goed ontwikkelde moedertaal, maar beheersten nog helemaal geen Nederlands. Deze kinderen kunnen de juf en de andere kinderen op school dan niet begrijpen. Dat is natuurlijk behoorlijk spannend! Dans kan helpen om die spanning te verminderen door de nadruk op non-verbale communicatie en expressie (zoals bij het jongetje Jake in de les van Saskia Sap). Maar zoals je verderop in dit artikel zult lezen, kan dans op nog veel meer manieren helpen bij de taalontwikkeling.

Toen ik me ging verdiepen in NT2 leerde ik dat hier vanuit de overheid veel aandacht voor is. Om kinderen zo snel mogelijk Nederlands te laten leren, worden subsidies uitgegeven aan taalstimuleringsprogramma's. De taal leren van het land waar je woont is niet alleen prettig voor het maken van vrienden, maar ook om de leerkracht te leren begrijpen en om überhaupt iets te kunnen leren en later te kunnen werken. 

Als kinderen thuis de moedertaal goed blijven spreken, kunnen ze Nederlands als tweede taal daar goed naast leren (Stichting Lezen, 2025). Het zal je misschien verrassen, maar dat werkt minder goed als gezinnen met een andere moedertaal thuis ook Nederlands gaan spreken. Dan sluipen er onbedoeld veel fouten in het Nederlands én stopt de ontwikkeling van de moedertaal, die juist de kennisbasis vormt die kinderen nodig hebben om het Nederlands ernaast te kunnen leren (Cummins, 1981). 

In de illustratie zie je het ijsbergmodel van Cummins (1981): A is de brede kennisbasis van de moedertaal die vanaf de babytijd door ouders is aangelegd. Aan de oppervlakte zien we dat op die brede kennisbasis de moedertaal B verder ontwikkelt en de Nederlandse taal C die op diezelfde basis ernaast kan ontwikkelen. Illustratie door Lenneke Gentle.

Het is dus niet erg als kinderen pas op de (voor)school Nederlands leren, maar dan hebben ze daar wel wat extra hulp bij nodig. Maar hoe ziet die hulp eruit? Volgens de VVE-methode Piramide in de vorm van lesgeven aan kleine groepjes kinderen, zittend aan een tafeltje met wat materialen. Maar de kinderen vonden het saai. Logisch, want de rode driehoek aanwijzen of het veulen naast het paard in de wei zetten is lang niet zo leuk als dat je het mag dansen, spelen en zingen. Gemotiveerd om deze kinderen op een meer speelse manier te helpen, ging ik op onderzoek uit. Naar waarom stilzittend leren niet werkt, en hoe dans de oplossing kan bieden.

Verschoolsing

Even een klein stukje onderwijsgeschiedenis... Jonge kinderen bewegen graag en veel en leren met hun hele lichaam, de motoriek en alle zintuigen (Alibali & Nathan, 2012). Als kinderen de gelegenheid krijgen om de lesstof te zien, te horen, te verbeelden, te voelen, te spelen en te bewegen, dan is dat de ultieme leeromgeving voor ze. Daarom werd het kleuteronderwijs tot 1984 vooral ervaringsgericht en thematisch aangeboden door kleuterleidsters die daar speciaal voor werden opgeleid op de Kleuter Leidster Opleiding School (KLOS). Na 1984 werd de KLOS opgeheven en werd de kleuterschool bij de basisschool getrokken. Maar helaas komt de kennis over de ontwikkeling van het jonge kind op de pabo minimaal aan bod, waardoor het onderwijs voor kleuters aan het verschoolsen is. Dat wil zeggen dat de focus bij peuters en kleuters al veel eerder komt te liggen cognitieve vaardigheden: vooral lezen, schrijven en rekenen. De les zit steeds voller met werkbladen, klassikale taal- en rekenles en toetsen. En de instructie bestaat vooral uit nadoen wat de leerkracht voordoet (Stichting Nivoz, 2017).

Maar peuters en kleuters ontdekken de wereld door te spelen, te experimenteren met echte materialen. En in een sociale context met leeftijdsgenootjes en een volwassene die hen begeleidt en woorden geeft aan het spel. Dat blijkt ook in de documentaire Het kind en het badwater (2024, beschikbaar op YouTube), waarin een bezorgde opa van een kleuter onderwijsprofessionals interviewt. De experts die hij spreekt zijn het erover eens: zittend leren past niet bij de ontwikkeling van peuters en kleuters! Dat bevestigt onder andere de Werk- en Steungroep Kleuteronderwijs (WSK), een groepering van voormalige KLOS’ers die zich zorgen maakt om de verschoolsing van het kleuteronderwijs (Leren van Kinderen, 2024).

Terug naar basisschool Prinsehaghe. Daar kreeg ik van mijn directeur Aalbers het predicaat ‘eigenwijs’, maar ook de kans om het te onderzoeken: dansen met taal en rekenen. We waren allemaal benieuwd naar de resultaten. Spoiler: later zou uit de toetsresultaten blijken dat de kinderen hoger scoorden in de periode dat de Taal- en Rekendans lessen daar gegeven werden!

In het speellokaal dansten we ons lichaam wakker terwijl we de lichaamsdelen benoemden (werkend aan mondelinge taalvaardigheid). We deden de stopdans met standbeeld-opdrachten waar de kleuters geconcentreerd van raakten (werkend aan regulatie en zelfsturing). Het eerste thema dat ik meenam naar de speelzaal was ‘kleding’. Ik had zelf een liedje bedacht met een aantal kledingstukken erin verwerkt van de woordenlijst uit de woordenschatmethode. En aan het eind van de les hingen de kinderen de kledingstukken op aan de waslijn die ik kriskras door de gang had gespannen. Zo leerden ze de kleuren van de knijpers er ook nog bij, en het woord ‘kriskras’. Dat was leuk! En ook eenvoudig, want het sloot redelijk aan bij wat ik op mijn docent dansopleiding had geleerd: dans al verhalend en vol beelden en materialen aanbieden. Na een half uur dansen stormden de kinderen hun klaslokaal weer in met nieuwe woordenschat.

Rekendoelen

In bovenstaande oefeningen komt niet alleen taal aan bod, maar ook rekenen! Zo is ‘kriskras’ een typisch voorbeeld van ‘rekentaal’, omdat het gaat over ruimtelijke ordening. Ook in een reguliere dansles ben je al veel bezig met rekenen, namelijk door te werken met ruimte, tijd, kracht, lichaamsdelen, houdingen en bewegingen. Dat deze ruimtelijke elementen onderdeel vormen van de rekendoelen in het onderwijs voor peuters en kleuters onder het domein ‘meetkunde’ (SLO, 2019a), leerde ik pas tijdens de VVE opleiding. Ik was daarvoor nog ‘onbewust bekwaam’ en werkte aan deze rekendoelen zonder dat ik dat zelf doorhad. 

Behalve de ruimtelijke elementen komt rekenen natuurlijk ook aan bod bij het tellen tijdens het dansen. Verder werkten we in deze allereerste Taal- en Rekendans lessen aan ‘synchroon tellen, terwijl je iets aanwijst of danst. Maar ook aan ‘resultatief tellen, door kinderen na het dansen met sneeuwvlokken te vragen of ze steeds drie sneeuwvlokken willen terugbrengen. Tellen hoort bij het leerdomein ‘getallen’ (SLO, 2019b). En wat dacht je van die tegenstellingen waar wij zo vaak mee dansen? Zoals groot en klein, breed en smal, recht en krom, hoog en laag. Ik had eerder nooit gedacht dat die ook bij ruimtelijke begrippen horen - én dus bij rekenen (SLO 2019b). Ook de voorzetsels zijn ruimtelijke begrippen en dus rekentaal. Denk maar aan: op je stip dansen, achter je stip, om je stip heen. Licht en zwaar dansen hoort bij ‘wegen’ en langzaam en snel bij ‘tijdsbegrippen’. Wat rekenen we al veel tijdens het dansen! 

Binnen het thema ‘eten en drinken’ leer ik kinderen soorten fruit benoemen, werkend aan hun woordenschat. Ik laat ze vervolgens langzaam en snel naar de markt dansen op hun eigen manier, werkend aan tijd, rekenen en creativiteit. Waar ze hun fruit ook nog wegen en betalen, dus nog meer rekenen! In het begin is het complex om zo te werken, maar door het gewoon te gaan doen en steeds goed af te stemmen met de leerkrachten en de pedagogisch medewerkers raak je er steeds meer in thuis.
— Miranda Molhoek

Stap voor stap beet ik me vast in de meer complexe SLO-doelen. Ik dacht na over wat je kunt doen met “klanken, woorden en zinnen leren onderscheiden” of “opereren met vormen en figuren, meten, wegen of hoeveelheden”. Zo ontwikkelde ik gaandeweg de methode Taal- en Rekendans. Nog steeds duik ik af en toe het onderwijscurriculum in. Iedere keer als de leerdoelen voor het onderwijs worden geüpdatet, groeien de Taal- en Rekendans methode en opleiding mee.

Log in voor meer inzichten en tips!

Inloggen
Lid worden

WERKPLEZIER & DIDACTIEK

Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!

Lenneke Gentle

Na een vliegende start in het bedrijfsleven rondde Lenneke haar dansopleiding af aan het Friesland College. Ze werkte in binnen- en buitenland aan dansprojecten en startte in 2010 haar bedrijf Studio Swing. Ze ontwikkelde twee onderwijsmethodes waarin dans als middel wordt ingezet om jonge kinderen taal en rekenen te leren. Met dit gedachtegoed brengt ze binnenkort haar eerste boek uit. Nu onderzoekt ze in welke vorm dans een plaats kan hebben in de thuiszorg, in de jeugdhulpverlening, in kantoortuinen, psychologiepraktijken en… welke sectoren zich nog meer aandienen.