Improviseren met beweegwoorden: een geslaagde dansles voor jongeren van alle niveaus

Dansdocent Rimke Saan met haar leerlingen van Danshuis Haarlem. Fotograaf: Jacqueline de Kuijper.

MUZIEK & LESMATERIAAL | Jongeren vinden dans improviseren vaak spannend. Daarom heeft Rimke Saan een lesplan gemaakt dat structuur en duidelijkheid biedt. In deze les gaan leerlingen aan de slag met beweegwoorden, zoals ‘draai’, ‘spring’ en ‘rol’. Woorden die iedereen begrijpt, maar toch ruimte overlaten voor eigen interpretatie. Rimke heeft de les uitgeprobeerd bij een aantal verschillende groepen en benoemt in dit lesplan ook haar bevindingen en anekdotes. 

Improviseren met jongeren

Dansimprovisatie en jongeren. Deze combinatie is niet altijd even vanzelfsprekend. Stel je voor dat je een verhaal vertelt over een jungle vol enge dieren. Waar kinderen direct als leeuw door de zaal kruipen, lachen veel tieners hardop om zo’n idee. Ik ga toch niet als een leeuw over de grond kruipen?! Met een stuk tape op de grond kun je jonge kinderen doen geloven dat ze over een enge brug balanceren, met daaronder krokodillen die elk moment kunnen toehappen. Tieners voelen die sensatie meestal niet, zelfs al zouden ze het willen. Het is voor hen allang duidelijk dat dit verhaal verzonnen is en daarnaast is het niet cool om zo in je fantasie op te gaan. Want wat zouden de anderen wel niet van hen kunnen denken?

Toch improviseer ik graag met tieners in mijn lessen. Ik wil ze laten ervaren dat je een tendu en plié weliswaar technisch correct of fout kan uitvoeren, maar dat je bij een improvisatie-oefening die zorgen even los mag laten en een beetje gek mag doen! Het volgen van een opdracht of concept is bij improvisatie belangrijk, maar hoe je dat in je lichaam vertaalt is ieders vrije keuze. Op die manier werk ik aan hun zelfvertrouwen en dansplezier, én aan het besef dat iedereen uniek is. 

De aanpak voor improvisatielessen is bij tieners wel anders dan bij kinderen. Fantasierijke verhalen laat ik meestal achterwege. Ik werk liever met abstracte thema’s. Bijvoorbeeld door te improviseren vanuit muziek, vanuit foto’s/kunst, of met beweegwoorden. Simpele woorden die een beweging aangeven die vervolgens vrij in te vullen is. Zoals ‘draai’, ‘spring’ en ‘rol’. Hier kan iedereen zich direct een voorstelling bij maken, en tegelijkertijd een eigen variatie op bedenken. Zo zal iedereen waarschijnlijk een andere sprong maken, en dat is helemaal oké. 

In dit artikel heb ik daarom een lesplan met die beweegwoorden uitgewerkt. Deze dansles is geschikt voor alle niveaus. Zelf heb ik de oefeningen in dit artikel getest met verschillende groepen. Bij elke oefening deel ik mijn persoonlijke ervaringen uit deze lessen!

Improvisatie eng?

Vaak hoor je dat leerlingen improviseren eng vinden. Waarom is dat? Tijdens technische danslessen is het als leerling duidelijk wat er van je wordt verwacht. Je staat opgesteld voor de spiegel of in de kring en je volgt de handelingen van de docent. Die legt uit wat je moet doen en je krijgt correcties na elke oefening. Je oefent een danspas over de diagonaal; je verplaatst daarbij van hoek naar hoek. Samen met een ander of alleen. Of je werkt met de hele groep aan een combinatie. Soms doe je die in kleine groepjes en kijk je naar elkaar. 

Zo’n dansles voelt door deze werkvormen, bewegingen, instructies en tradities comfortabel (Schauvliege, 2021). Door aan leerlingen te vragen om te improviseren, neem je deze veilige werkvormen en voorspelbaarheid van de dansles weg. Er zijn voor de leerlingen opeens veel meer opties dan alleen ‘het volgen van de docent’. Vooral als het de eerste keer is dat ze gaan improviseren, weten ze vaak niet wat ze moeten verwachten of doen en begint hun nervositeit snel te groeien door oordelen over zichzelf. Vooral vanaf de leeftijd dat je je erg bewust wordt van wat anderen van je vinden en je je misschien onzeker voelt over je veranderende lichaam. 

Een improvisatieopdracht kan daarom voor sommige leerlingen angst opleveren. Zeker als er weinig richtlijnen worden gegeven. Geef je als docent bijvoorbeeld geen enkele instructie over waar de opdracht moet worden uitgevoerd, dan zijn er opeens heel veel opties. Je kan op je plek blijven, je kan naar het midden bewegen, je kan laag bij de grond of dicht bij de spiegel dansen. Maar welke keuze is de goede? En wat als jij als enige iets anders doet dan de rest… Zo’n vrije situatie kan veel spanning opleveren, en kan ervoor zorgen dat de danser blokkeert en er soms zelfs géén keuze gemaakt wordt. 

Je vraagt met een improvisatieopdracht aan je leerlingen om iets nieuws te creëren. Als leerling kun je het idee hebben dat de docent van dat ‘nieuwe’ al een idee of vorm in diens hoofd heeft. Alsof jij met de opdracht net dat plaatje moet raden om de opdracht goed uit te voeren. Het is daarom belangrijk om als docent een aantal spelregels te geven waar leerlingen zich aan kunnen houden, en duidelijk te maken dat alle creaties goed zijn. Zolang de leerlingen zich aan de spelregels houden, mogen ze helemaal zelf bedenken hoe ze de oefeningen uitvoeren. De grootste keuzes worden daarmee alvast gemaakt en er is minder om ‘fout’ te doen. Bijvoorbeeld: ‘Dans zo groot mogelijk op je plek, zonder je linkervoet van de grond te tillen.’

Waarom improviseren?

Voor mij is improviseren tijdens een dansles dus belangrijk om leerlingen te laten begrijpen dat er geen fouten zijn en dat iedereen uniek is. Een andere motivatie is het veranderende werkveld. Steeds meer choreografen verwachten dat dansers mee kunnen denken bij het maken van dansmateriaal (Shauvliege, 2021). Dansers worden niet meer alleen uitgekozen op hun technische skills, maar ook op hun creativiteit en artisticiteit. Ze worden vaak gevraagd om mee te denken, stukken materiaal te maken en soms zelfs op het podium te improviseren. Door als dansdocent ook in je lessen klassiek, modern, hiphop, etc. improvisatie een belangrijk onderdeel van de les te maken, bereid je niet alleen jouw leerlingen voor op zo’n toekomst, maar zo is jouw les ook meer een weerspiegeling van de actuele podiumkunsten. 

Bij de techniekgerichte of reproductiegerichte benadering van de dansles, waarin de leerling wordt gezien als danser en de docent meestal moet nadoen, is er te weinig ruimte om die eigen creativiteit te ontwikkelen (Bergman, 2012). Het is daarom zinvol om in je danslessen zo nu en dan de leerlingen ook als maker te benaderen en te werken aan hun vermogen om zelf vorm te geven aan dans: de expressief/creatieve benadering. Hierbij is een ‘positieve terugkoppeling’ van de docent heel belangrijk om het zelfvertrouwen van de leerlingen te stimuleren. Tijdens zo’n les zijn technische correcties dus niet op hun plaats, maar kun je de creatieve bewegingen die je ziet ontstaan benoemen en je leerlingen aanmoedigen door samen op hun eigen creaties voort te borduren. Daarnaast kun je momenten van reflectie inbouwen, bijvoorbeeld door de leerlingen naar elkaar te laten kijken, zodat ze zelf kunnen bedenken of ze tevreden zijn met hun invulling van de opdracht - of dat er ook nog andere toffe oplossingen zijn. 

Verder vind ik, zeker in het onderwijs, dat voorbedachte danspassen niet alles zeggen. Waarom zouden leerlingen altijd jouw materiaal onder de knie moeten krijgen, als ze zelf andere hele gave dingen kunnen? Door ze die ruimte te geven, kunnen ze zich meer ontwikkelen naar hun eigen voorkeur en ik raak zo ook weer geïnspireerd door mijn leerlingen. Bovendien sluit dit aan bij een belangrijk kerndoel (nummer 54) uit de kunstzinnige oriëntatie van het onderwijs. Die stelt dat leerlingen kunst, onder andere dans, kunnen gebruiken om zichzelf en hun gevoelens daarmee uit te leren drukken (SLO, 2021). Ik geloof er daarom in dat er voor leerlingen in iedere dansles mogelijkheden voor ‘eigenheid’ moeten zijn, zodat leerlingen de kans krijgen om zichzelf te uiten middels beweging. 

Lesplan: dansen met beweegwoorden

In onderstaand lesplan heb ik vooral gelet op de duidelijke spelregels. Elke opdracht heeft een heldere structuur en daarnaast wordt elke beweging benoemd met een beweegwoord. Het competitieve element helpt vooral beginnende leerlingen om meer plezier uit improviseren te halen. Toch kunnen ook gevorderde leerlingen veel uit deze dansles halen. Elke beweging kan namelijk zo moeilijk gemaakt worden als je maar wil!

Het lesplan kun je ook gemakkelijk opdelen in stukken. Zo kun je bijvoorbeeld elke week een nieuwe oefening doen bij een wekelijkse techniekles. Begin dan wel bij de eerste oefening en introduceer de week (of twee weken) erna een nieuwe.  

Ik heb de les uitgeprobeerd met verschillende groepen. Een groep 8 van de basisschool die wekelijks dansen. Een improvisatiegroep met leerlingen vanaf 11 jaar. En een semigevorderde groep 14-plussers die drie keer per week dansen. Ik benoem deze groep als een productiegroep. Bij elke oefening beschrijf ik hun reacties en ervaringen.

De oefeningen beschrijf ik op de manier hoe je ze aan je leerlingen kan introduceren. 

1 | Kennismaken

♫ muzieksuggestie: Racatin - Populous

1. Jullie gaan lopen door de zaal. Loop actief. Dat betekent: rechtop, buikspieren licht aangespannen, borstbeen mooi open, kin omhoog en in de maat van de muziek. Je mag overal naartoe lopen, maar zorg ervoor dat je genoeg ruimte om je heen hebt. 

2. Als ik ‘stop’ roep, staan jullie direct stil. Je blijft dan 2 seconden staan en daarna mag je weer doorlopen.

3. Ik ga nog meer woorden roepen. Zodra je het woord hoort, voer je het uit. Elke beweging doe je maximaal één keer en daarna loop je verder. De volgende woorden zou je kunnen roepen:
- draai
- spring
- rol
- val
- kick
- wave
- slide

Tip: als je merkt dat sommige woorden niet goed werken, zet de muziek dan even uit en bespreek die woorden. Laat eventueel een aantal voorbeelden zien. 

4. Tijd voor een wedstrijd! Wie als laatste een beweging uitvoert of wie de verkeerde beweging uitvoert is af. Als je af bent ga je aan de zijkant zitten. 

Ik heb bij al mijn leerlingen gemerkt dat ze vooral bij ‘de wedstrijd’ heel fanatiek worden. Voor groep 8 is het fijn dat de bewegingen steeds heel duidelijk zijn. Zo vinden leerlingen het meestal niet eng dat er ook leerlingen aan de kant zitten. Leerlingen aan de kant doen zelf inspiratie op door te kijken naar leerlingen die lang in het spel blijven. Ik zag die bewegingen later in de les terug toen we de wedstrijd nog een keer deden. Ik merkte overigens bij deze gehele oefening dat er in eerste instantie vaak weinig diversiteit te vinden was binnen de bewegingen. Leerlingen doen vaak hetzelfde en blijven heel erg binnen hun comfort zone. Daar kan met de volgende oefening meer uitgehaald worden… 

De leerlingen uit de improvisatieles en uit de productiegroep gaven aan dat ze het heel fijn vonden om te horen wat ze moesten doen. Bij improviseren kan je soms vastlopen. Nu kregen ze elke keer een opdracht en zo bleven ze scherp.  

2 | Oversteken

♫ muzieksuggestie: Éternale été - Ezéchiel Pailhès

Voorbereiding: leg over de breedte van de zaal een aantal matjes (of andere aanduidingen neer). 

1. We gaan ons wat meer verdiepen in de verschillende mogelijkheden. We oefenen daarom een aantal bewegingen helemaal naar de overkant. Zoals je ziet liggen er verschillende matjes in de zaal. Op elk matje doe je de beweging die ik nu voor doe. Steeds hetzelfde. Na elke beweging loop je naar het volgende matje. We beginnen met een beweging die ik zag bij … 

2. Voor meer gevorderde leerlingen:
Nu maak je weer op elk matje een beweging, maar ze moeten juist elke keer anders zijn. Er liggen nu 5 matjes. Op elk matje wil ik een andere …
(kies beweegwoord) zien. 

Je kan zelf een aantal bewegingen bedenken, maar het is leuk om direct het bewegingsmateriaal van leerlingen te complimenteren door hun bewegingen te gebruiken. Ze voelen zich daardoor gezien en gerespecteerd als dansers. Andere opties zijn:

  • draai: een draai op twee voeten, een draai op 1 voet, een draaisprong, een draai op je knieën, een draai op je billen, etc.

  • spring: springen op twee voeten, springen op 1 voet, springen met je knieën omhoog, springen met een ninjakick, een verplaatsende sprong, etc.

  • rol: een rol over je buik, een rol over je rug, een koprol (achteruit), etc.

  • val: een val naar je rug, een val naar je zij, een val naar een plank, etc.

  • kick: een kick naar voor, zij of achter, een kick met sprong, etc.

  • wave: een wave met je armen, een wave met je bovenlichaam, een wave met je benen, een wave op de grond, etc.

  • slide: een slide op twee voeten, een slide op de grond, een slide van staand naar de grond, een slide op je rug, etc.

  • armbeweging: een cirkel, een stoot, port de bras, reiken, etc.

  • lift (alleen voor gevorderde groepen): onder de oksels omhoog tillen, op elkaars rug, rug aan rug met de benen van een leerling omhoog, etc.

Leerlingen uit groep 8 vonden het heel leuk als ik hun beweging uitkoos om te oefenen naar de overkant. Ik had het gevoel dat de leerlingen gemotiveerder waren om te leren, omdat ze wisten dat ze deze bewegingen tijdens het spel konden gebruiken. Verder vond ik het leuk om te merken dat ze bewegingen hadden bedacht waar ik zelf nog niet op was gekomen. 

De leerlingen uit de improvisatieles en de productiegroep vonden het heel leuk, maar ook moeilijk om vijf verschillende versies van één beweegwoord naar de overkant te doen. Doordat ze aan het tellen waren, konden ze moeilijker nieuwe bewegingen bedenken. Ze vonden het leuk om naar elkaar te kijken. Er ontstond zo een gesprek over hoeveel manieren er eigenlijk bestaan om te draaien/springen/vallen enzovoorts. 

3 | Tweede poging

♫ muzieksuggesties: N’Dini - Tal M. Klein Remix, C’era Una Volta - Nôze 

Ruim de matjes op. De leerlingen mogen zich weer door de hele zaal verplaatsen. 

1. We gaan de eerste oefeningen herhalen, maar nu met een nieuwe regel. Je mag geen enkele keer dezelfde beweging doen. Als ik dus ‘spring, spring, spring’ zeg, wil ik drie verschillende sprongen zien. 

2. (Alleen voor groepen die comfortabel zijn met elkaar).
Ik ga de groep splitsen en ik koppel uit elke groep een leerling aan een leerling uit de andere groep. De ene groep gaat door met de opdracht, de andere groep gaat zitten. De zittende groep kijkt goed naar hun maatje. Als je ziet dat jouw maatje een beweging twee keer hetzelfde doet is die af en dan mag jij op dat plekje gaan staan. Jouw maatje gaat dan zitten en houdt jou net zo goed in de gaten. Wanneer jij af bent, neemt jouw maatje weer jouw plek in. En zo verder. 

3. Ik ga vier leerlingen aanwijzen die hier aan de zijkant komen staan. Jullie mogen om de beurt een beweegwoord roepen naar de groep. Jullie doen dit steeds op dezelfde volgorde, maar je mag kiezen hoe lang je wacht met roepen. Zo kun je het spannend maken voor de groep: soms heel veel woorden na elkaar, soms juist een lange stilte.

In deze ronde waren er veel meer verschillende bewegingen te zien. Het gaf een extra verdieping aan de opdracht en vooral meer gevorderde leerlingen vonden dit erg leuk. 

In groep 8 merkte ik het grootste verschil. Daar was na het oefenen met opdracht twee veel meer diversiteit te zien in opdracht drie. Ze konden dit ook goed zien toen ze naar elkaar keken. Het duurde lang voor een leerling van plek kon wisselen, omdat er zoveel verschillende bewegingen werden uitgevoerd. 

Bij de productiegroep kwam spontaan het idee in me op om een soort levende afstandbediening te maken. De maatjes die aan de kant zaten te kijken zette ik op een lijn. Zij mochten beweegwoorden roepen. Alleen hun maatje mag hierop reageren. De rest van de groep niet. Elke dansende leerling mag dus alleen naar de stem van diens eigen maatje luisteren. Dit maakte het super moeilijk voor de dansers, want ze moesten heel goed luisteren naar de juiste stem. Daarnaast was dit heel leuk en uitdagend voor de leerlingen die mochten roepen. Zij konden samen een schouwspel verzinnen. Ze konden iedereen laten rollen, maar ook juist allemaal om de beurt. De leerlingen vonden het magisch om de controle over dit geheel uit te kunnen oefenen. Tegelijk was het soms ook heel frustrerend dat een danser altijd net wat later reageert dan dat zij in hun hoofd hebben. 

4 | Parcours

♫ muzieksuggestie: Nigeria What? - Debruit

Nu alle leerlingen veel verschillende bewegingen in hun hoofd hebben, is het tijd voor een parcours. Leg matjes neer in een grote rij door de zaal. Laat leerlingen in een lange rij aan het begin van het parcours klaar staan. Verder is het belangrijk dat je alle beweegwoorden die je in de les hebt gebruikt op kaartjes schrijft (zie deze printklare bijlage). Het liefst een aantal kaartjes per woord. Leg bij elk matje één beweegwoord neer. 

1. Naast elk van deze matjes ligt een kaartje. Op dat kaartje staat wat voor beweging je moet doen. Doe deze zo mooi en creatief als je kan en ga dan door naar het volgende matje. 

2. Alleen voor meer gevorderde groepen: Ik ga de kaartjes weghalen. Jullie mogen nu zelf op elk matje een beweging bedenken. 

In deze opdracht werd de stress van de wedstrijd even weggenomen, waardoor er nog mooiere bewegingen te zien waren. Draaien werden meer afgemaakt en sprongen gingen opeens een stuk hoger bij alle groepen. Doordat veel leerlingen elkaar nu konden zien, merkte ik dat leerlingen nieuwe bewegingen probeerden die ze gaaf vonden. 

5 | Zelf maken

♫ achtergrondmuziek suggestie: Malima - Bicep

1. Ik ga de groep nu verdelen in groepjes van twee (kan ook met drie of vier). Jullie krijgen van mij een aantal kaartjes. Daarop staat welke bewegingen je moet doen. Leg eerst de kaartjes naast elkaar neer. Je mag zelf de volgorde kiezen.

2. Bedenk nu bij elk kaartje een beweging. Onthoud elke beweging goed en oefen ze daarna na elkaar.

3. Draai de kaartjes om en kijk of je de bewegingen nog steeds weet zonder te kijken. 

4. Voor meer gevorderde groepen: Kies een ander groepje uit en leer beide stukjes aan elkaar aan. 

Mijn groep 8 leerlingen hebben vaak veel moeite met zelf dans maken. Ze vinden het lastig om bewegingen te verzinnen en om deze te onthouden. Het leuke aan deze opdracht is dat het nu wél heel snel lukte. Ze hadden alle bewegingen tijdens de vorige opdrachten eigenlijk al bedacht. Zo was het alleen nog afstemmen met elkaar en oefenen. Als docent vond ik het extra leuk om te zien dat alle dansen heel veel tijd-kracht-ruimte diversiteit bevatten. Zo gaan ze in hun zelfgemaakte dansen laag (rol) en hoog (spring), zijn ze snel (kick/val), doen ze een freeze (stop), en zijn ze explosief (kick) en vloeiend (wave). 

De leerlingen van de improvisatieles en de productiegroep vonden het heel interessant dat je met een lijstje met precies dezelfde woorden tot totaal andere choreografieën kunt komen. Vooral de improvisatiegroep vond het heel fijn om te werken met een lijstje. Daardoor kon je heel makkelijk veel materiaal verzinnen. Alle stappen staan al uitgeschreven, dus je loopt niet vast in je denkproces. Tegelijk ben je heel vrij, want je mag elke beweging doen zoals je wil. 

6 | Combinatie 

Een idee dat ik kreeg voor de volgende les: film elk groepje aan het einde van deze dansles. Maak ter voorbereiding op de volgende dansles van alle stukjes die de leerlingen hebben gemaakt één nieuwe dans door de combinaties op muziek te zetten en eventueel wat aan te passen. Leer deze dans de volgende les aan de groep aan. De leerlingen zullen het heel leuk vinden om hun eigen stukjes te herkennen! 

Ik heb heel erg genoten van het geven van deze dansles. Zulke simpele woorden kunnen een heel explosief en creatief resultaat opleveren. Ik heb deze les nog niet met gevorderde leerlingen kunnen proberen, maar dat ga ik na de lockdown zeker doen!

Bronnen

  • Bergman, V. (2012). Dans in samenhang. Utrecht, Nederland: De Kunstconnectie.

  • Schauvliege, I. (2021). De creatieve performer. Brussel, België: Politeia nv.

  • SLO. (2021, 8 maart). Kunstzinnige oriëntatie. slo.nl. Geraadpleegd op 24 januari 2022.


MUZIEK & LESMATERIAAL - JONGEREN

Als dansdocent ben je veel tijd kwijt met voorbereiding. Uren die niet betaald worden. Vooral muziek zoeken voor een nieuwe les neemt veel tijd in beslag. Bovendien veranderen jongeren continu van mening over wat hip is en wat niet. Naar welke muziek luisteren zij? Welke moves zijn cool? Wat speelt er in hun leven? Maar vooral: hoe speel je daar op in? Onze redacteuren Muziek & Lesmateriaal werken veel met jongeren en schrijven artikelen met oefeningen en muzieksuggesties voor danslessen, vergezeld van didactische tips. Laat je inspireren!

Rimke Saan

Rimke Saan is redacteur Muziek & Lesmateriaal voor jongeren. In 2019 studeerde ze af aan de opleiding Docent Dans bij ArtEZ in Arnhem. Rimke geeft all-round lessen op verschillende dansscholen aan verschillende doelgroepen. Verder werkt ze als dansdocent op de middelbare school en doet zij vaak projecten in het basisonderwijs. Voor Dansdocent.nu schrijft ze inspirerende lesplannen voor jongeren, met didactische tips en muzieksuggesties! Hiervoor was Rimke redacteur Young Dance Professional (2019/2020) en redacteur Muziek & Lesmateriaal voor kinderen (2020/2021).