Van een wortel kan je geen aardappel maken. Inzichten van een breakdocent en moestuinder

Foto van Unsplash.

WERKPLEZIER & DIDACTIEK | Cedric van Eesbeeck is een breaker uit Vlaanderen. In 2012 kreeg hij ineens als taak zelf danslessen te gaan geven. Zonder rolmodellen in de scene ging dat met vallen en opstaan. De inzichten die hij vergaarde over het ontwikkelen van talent kwamen overeen met wat hij observeerde in zijn moestuin. Net zoals een plant enkel water en licht nodig heeft, hanteert hij in zijn lessen slechts twee basisregels. Benieuwd welke dit zijn? Lees dan zijn verhaal! 

Wat docenten in hun tuin kunnen vinden

Het is woensdagvoormiddag, midden oktober. Vergezeld van twee kippen die vrij rondscharrelen en een spelende kat en hond vind ik mezelf te midden van een omgewoelde lap grond, doorspekt met resten onkruid en enkele verloren wortelgewassen. Een vrije dag te midden van een week PC-arbeid, de training van gisteren nog in de benen. In het vooruitzicht: acht uren lesgeven in het weekend en hopelijk een weerzien met de tuin op zondag. 

In de rust en kalmte waaruit rond mijn voeten aardappelen en wortelen groeien vind ik veel raakvlakken met het proces van lesgeven. Het groeien en ontwikkelen van gewassen lijkt verbazingwekkend veel gemeen te hebben met de ontwikkeling van mensen. Een leerling leert namelijk niet iets omdat jij het wilt, maar omdat het onder de juiste omstandigheden les kan volgen en zichzelf kan ontwikkelen. Een zaadje heeft enkel water en zonlicht nodig (oké, en mest) om te groeien en vrucht te gaan dragen. Een moeizaam proces voor de plant en leerling, maar een die slechts een nederige bijdrage van mij verlangt. 

Zowel het tuinieren als het lesgeven heb ik zelf ontdekt, en dat was met vallen en opstaan. Het geluk met de moestuin was het totale gebrek aan druk om te presteren. De oogst kon mislukken, het onkruid kon woekeren en de dieren konden de planten verwoesten, ik zou er niet van wakker gelegen hebben. Als beginnende docent zette ik mezelf daarentegen veel meer onder druk. 

Groene vingers zijn niet aangeboren

Mijn hobbelige verhaal begint in 2007 in Leuven. Bij Dance Action gaven destijds Thomas ‘Hippo’ Lopez en Stijn ‘Zino’ Baets de lessen break. Een uitnodiging van mijn neef en beste vriend Jim ‘Wampa’ Goossens was de trigger die mij in de danszaal bracht. Het was het zoveelste begin van een nieuwe hobby en dit ging gepaard met de gebruikelijke angsten, paniekaanvallen en sociale beperkingen. Break was echter een uitstekende voedingsbodem voor mijn eigen ontwikkeling. Te veel energie werd gevierd, creativiteit aangemoedigd en uniek zijn was het doel. 

Al snel volgden er extra lessen, volgden we de crewtrainingen van onze leermeesters en namen we met onze crew Floorwax deel aan de Leuvense battles. Dit duurde tot ruwweg 2012, toen Hippo en Zino besloten hun leven een andere wending te geven en onze lesgevers wegvielen. Als twee ongeschoolde tuinmannen bij een overwoekerde lap grond stonden Wampa en ik plots zelf vooraan in de danszaal. Ineens kregen we betaald om aanwezig te zijn en was het aan ons om de dansles tot leven te wekken. Waar moesten we beginnen? Hoe gingen we deze groep leerlingen tot bloei brengen? 

De lessen stonden in schril contrast met de vrede van de moestuin waar ik me nu in bevind. We hadden geen voorbeelden als het ging om breakdocenten, enkel onze eigen passie en kennis die we probeerden over te brengen. Maar we waren vastberaden om er een succes van te maken. Dus gaven we de leerlingen huiswerk, eisten we discipline en hamerden we op inzet en bevlogenheid. Het grootbrengen van de volgende, betere versies van onszelf was hoe onze lessen in elkaar zaten. Onze leerlingen moesten beter worden dan wij ooit geweest waren. 

We waren meteen 100% toegewijd: elke les te vroeg aanwezig en geen afzeggingen wegens ziekte of andere bezigheden. Familiefeesten, school en werk kwamen op de tweede plaats. Maar voor elke leerling die zichzelf pushte om onze standaard te halen waren er meerdere die niet tot ontwikkeling kwamen. De lessen leken op een dor landschap waarin slechts enkele sterke planten zich staande wisten te houden.

Je kunt de plant niet uit het zaadje dwingen

Elke leerling heeft zijn eigen talenten, zijn eigen voorkeuren en zijn eigen persoonlijkheid. Onze illusie destijds - dat we door onze lessen leerlingen konden motiveren om hun leven aan break te spenderen - deed meer schade dan wat anders. De zeldzame karakters overleefden de lessen, maar het grootste deel moest binnen de les zoeken naar hun eigen, vreedzame plaats. Er was liefde voor break, er was nieuwsgierigheid naar kennis en er was tijd en ruimte om je uit te leven. Maar de druk die erbij kwam was iets waar de leerlingen mee moesten omgaan. Ze gingen er niet vaker door trainen, enkel wat minder goed door luisteren en wat minder meewerken. 

We mogen zeggen dat we onze leerlingen nauwelijks of nooit tot tranen of uitputting gedreven hebben, maar we hadden weinig begrip voor de beperkte passie en gedrevenheid die er in de lessen leefde. In die periode had ik ook nog geen eigen tuin, geen ander perspectief. Want hoe slordig de rijen ook zijn waarin mijn planten groeien, hoeveel onkruid er ook tussen zit en hoeveel pikken en graven ze van mijn kippen moeten verdragen… aan het einde van de zomer komt toch telkens weer de succesvolle oogst. De ene plant is wat meer ontwikkeld dan de andere, maar allen hebben ze doelgericht en plichtsbewust hun taak volbracht. Zelfs met de minst vaardige verzorger die er in omstreken te vinden is. 

Gaandeweg lieten we gelukkig ook de strengheid wat varen en kwam er een gemoedelijkheid in de les. Er waren enkele simpele basisprincipes die we nagelhard toepasten, maar voor het overige was er enkel de overdracht van kennis. Wat ze ermee deden was volledig hun eigen keuze. Net als in de moestuin heb je altijd leerlingen die sneller en trager bijleren, en sommigen die zelfs heel andere richtingen uitgaan. Er is altijd wel een aardappelplant die niet groeit en klein blijft. De meeste wortels groeien recht, maar sommigen vormen een wirwar aan verstrengelde draden. En toch, aan het einde van de zomer, heeft die kleine aardappelplant enkele knollen voortgebracht. 

De vreemd gegroeide wortel past dan wel niet in de ovenschotel maar smaakt in de soep even goed. De perfecte groenten die in de winkelschappen terug te vinden zijn vind je ook terug in de moestuin, zelfs als ze zelf tegen het onkruid hebben moeten strijden, kippen ontwijken en een zondvloed hebben moeten verdragen. Het is echter maar een deeltje van het grotere geheel. Wanneer ik nu als dansdocent naar mijn groep kijk en zie dat elke leerling gegroeid is en zich ontwikkeld heeft - met eender welk eindresultaat - dan beschouw ik dat als het teken dat ik op de juiste weg ben.

De vreedzaamheid van de moestuin is vaak een vertekend beeld. De plant lijkt een rustige, apathische levensvorm die in alle kalmte kan groeien en tijd zat heeft om vrucht en blad te dragen. De waarheid ligt daar een zekere afstand vanaf. Je plant groeit niet zoals gevraagd, je stelt alleen toevallig de vraag die de plant zelf al aan het beantwoorden was. Vraag een wortelplant om een aardappel voort te brengen en zie hoe beperkt je invloed eigenlijk is. Een les die ik slechts moeizaam leerde in de beginjaren van mijn carrière als docent breaking. 

Voldoende water en licht… twee basisregels

Net zoals een plant water en licht nodig heeft, heb ik in mijn lessen ook twee regels die steeds herhaald worden. In de cirkel (als er iets uitgelegd of besproken wordt) is er geen lawaai, en in de zaal (als er geoefend wordt) blijven we van elkaar af. Elke inbreuk gaat gepaard met aan de kant gezet worden, gevolgd door een gesprek met de leerling en eventueel de ouders aan het einde van de les. Een plant mag scheef groeien, rond groeien of zelfs uit de grond springen en ergens anders gaan groeien, maar nooit een andere plant beperken in zijn eigen groei. 

Sinds het invoeren van deze twee regels kwam er een opvallende verandering binnen de groepen leerlingen die we voor ons hadden. De sterke karakters botsten en werden regelmatig aan de kant gezet. De meer verlegen karakters namen de gelegenheid te baat en stelden (beleefd hun hand opstekend) meer vragen en oefenden vrijuit doorheen de les. 

In één les zat op een gegeven moment de helft van de groep aan de kant. Ik zette mij naast de afgezonderde leerlingen en wees hen op enkele zaken die er in de zaal aan het gebeuren waren. Het grootste deel oefende de gevraagde kick-out, maar er waren uitzonderingen. Eentje zat aan het uiteinde van de zaal en keek wel een minuut uit het raam voor hij wakker schoot. Een andere oefende een handstand. En dan komt de onvermijdelijke vraag natuurlijk: waarom worden zij niet gestraft? 

De uitleg is eenvoudig. Zij worden niet gestraft omdat ze de anderen niet storen in hun groei. Ik leg hen uit hoe leerlingen mijn uitleg niet kunnen horen als anderen praten. Ik leg uit dat sommige leerlingen bang zijn om geduwd te worden als ze een handstand willen oefenen. Ik praat met de leerlingen aan de kant en leg hen uit hoe de zaal en de leerlingen in elkaar zitten. Begrijpen ze alles meteen? Gedragen zij zich de volgende les voorbeeldig? Nee, natuurlijk niet. Het duurt even voor de verandering komt, maar elke kleine stap helpt de groep vooruit. Steeds meer komen de leerlingen naar de les en zijn ze stil als er uitleg gegeven wordt, stellen ze vragen als ze iets niet begrijpen en trainen ze beenhard als het moment daar is. 

Onkruid bestaat niet, mijn tuin is perfect

Als breakers zijn wij per definitie op zoek naar de uitzonderingen, de creatievelingen, de unieke karakters. Dat is wat ons in het begin zelf naar break gedreven heeft. De enige dansstijl die er een punt van maakt om je eerst moves aan te leren en je daarna verbiedt om ze nog zo uit te voeren. Maak er je eigen ding van, verander het, ontwikkel het, wees uniek en wees jezelf. Onze eerste lessen waren daar dan ook op gericht, gedreven door passie en vuur. Dat aspect is het enige dat nog overeind blijft na al die jaren, met een methodiek die volledig omgegooid is. 

Langzaamaan valt alles op zijn plek. De verlegen karakters hebben hun plaats gevonden en groeien, leren bij en vinden vooral een plaats waar ze eindelijk zichzelf mogen zijn. En de sterke karakters? De leerlingen die aan de kant gezet werden? Die steken hun karakter in hun dans en niet meer in hun gedrag. Ze trainen het hardst van allemaal, soms met een grote mond, maar meestal met passie en gedrevenheid. En even vaak helpen ze een leerling die wat meer moeite heeft met een move. De sterke karakters vinden hun weg binnen mijn simpele regels in de les en groeien het snelst van allemaal. En de rest groeit mee met de groep, allemaal in dezelfde richting, met hier en daar een eigen accent. 


WERKPLEZIER & DIDACTIEK

Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat en meer lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!

Cedric van Eesbeeck

Cedric Van Eesbeeck is redacteur Werkplezier & Didactiek. Als autodidactische dansdocent geeft hij sinds 2012 les breaking aan kinderen, tieners en volwassenen. Als danser is hij in 2007 begonnen met breaking, maar zijn tochten hebben hem ook naar hiphop, jazz en showdance gebracht. Hij is verbonden met de Leuvense scene en actief in danswedstrijden in België. Daarnaast behaalde hij twee bachelors in bedrijfsmanagement en is hij werkzaam in de verzekeringsmakelarij. Zijn weinige vrije tijd gaat naar koken, moestuinieren en het schrijven van verhalen. Voor Dansdocent.nu reflecteert hij op zijn ervaringen als dansdocent.