Taalontwikkeling via dans: van inspirerende praktijk naar theorie

Kiki Boot van SALLY Maastricht leert kinderen het woord ‘prefrontale cortex’. Screenshot uit de video voor hun crowdfundingscampagne.

Kiki Boot van SALLY Maastricht leert kinderen het woord ‘prefrontale cortex’. Screenshot uit de video voor hun crowdfundingscampagne.

WERKPLEZIER & DIDACTIEK | Bewegen en leren versterken elkaar, zo blijkt uit verschillende onderzoeken. Bewegend leren lijkt dan ook een hot topic! Gefascineerd door het groeiende aanbod methodes, zoekt Maud uit hoe dansdocenten aspecten van taalontwikkeling kunnen stimuleren bij hun leerlingen. Is er een verschil tussen ‘bewegend’ en ‘dansend leren’? Lees verder voor drie praktijkvoorbeelden, een theoretische onderbouwing én een betoog voor dansant taalonderwijs in het voortgezet onderwijs.

Je kan als er als dansdocent niet meer omheen. Overal zie je initiatieven opduiken die taalontwikkeling via dans omzetten in de praktijk. Dit heet ‘bewegend leren’. Geïnspireerd door Nederlandse collega’s van SALLY Dansgezelschap Maastricht en Studio Swing en het Vlaamse Danskant, duik ik in dit artikel in de achterliggende theorie. Welke aspecten van taal worden precies ontwikkeld wanneer we ze koppelen aan beweging? En is er een verschil tussen bewegend en dansend leren? Ik ben alvast benieuwd! Lees en dans je mee?!

Drie praktijkvoorbeelden uit het werkveld

Taalontwikkeling en dans lijkt nog nooit zo hot te zijn geweest! Het maakte me nieuwsgierig naar de praktijk. Hieronder vermeld ik drie hedendaagse methodes voor jullie ter inspiratie! Mij wisten ze te intrigeren door hun vernieuwende karakter in aanpak.

1 | Taaldans® en Rekendans® van Studio Swing

Als dansdocent en VVE tutor (voor- en vroegschoolse educatie), implementeerde ik het woordenschatmodel van Verhallen en de methodiek Total Physical Response van Asher in mijn danslessen. Dit leverde blije, taalvaardige kinderen en betere (test)resultaten bij de CITO toets op.
— Lenneke Gentle, oprichtster Studio Swing

Lenneke Gentle richtte in 2010 Studio Swing op en ontwikkelde vanuit de praktijk Taaldans® en Rekendans®. Deze methode is speciaal gericht op peuters en kleuters in het basisonderwijs en in de kinderopvang. De lessen worden in Nederland en België gegeven door 150 daarvoor opgeleide dansdocenten. Zij werken met de kinderen, inspireren leerkrachten en pedagogisch medewerkers en geven regelmatig ouder en kind lessen. Sommige scholen hebben Taaldans® en Rekendans® zelfs al op het rapport staan! 

Omdat jonge kinderen nog holistisch leren, leren als geheel, worden de vakken rekenen en taal niet apart van elkaar aangeboden. De lessen zijn dan ook gemaakt bij het thema waar de kinderen op dat moment mee bezig zijn, zodat er in de dansles thematisch en dansant gewerkt wordt aan de ontwikkeling van rekenen en taal. Natuurlijk wordt er gewerkt aan de ontwikkeling van de woordenschat luisteren en spreken. Maar ook aan fonemisch bewustzijn (klankonderwijs), ontluikende geletterdheid, taalbeschouwing en alle rekendoelen zoals die gesteld zijn door het SLO. Onze docenten leren in de cursus dan ook alles over deze onderwijskundige zaken en om vervolgens de koppeling te maken met dans. Op dit moment ontwikkelen we Taaldans® en Rekendans® door voor de groepen 3 t/m 8. 

Wil jij je aansluiten bij het team? Studio Swing organiseert een (online) teacher training. Interesse? Klik hier

2 | Dansje Taal - SALLY Dansgezelschap Maastricht

Door middel van speelse en dansante opdrachten bieden we alle leerstijlen een kans om nieuwe woorden, zinsstructuren en grammatica op te pikken. Iedereen leert immers anders, dus waarom zouden we alleen maar achter ons bureautje blijven leren?
— Kiki Boot, docent en danser bij SALLY Dansgezelschap Maastricht

De lesmethode ‘Dansje Taal’ werd ontwikkeld door SALLY Dansgezelschap Maastricht. Het is een nieuwe leermethode waarbij kinderen uit het basisonderwijs een nieuwe taal leren. De ontwikkeling van woordenschat, woordbegrip en de klank in drie verschillende talen. SALLY won voor hun werk de publieksprijs voor innovatief taalonderwijs in 2018. Dansje Taal heeft zich in het Engels, Frans en Duits al bewezen. Ook in het Nederlands maakt de methode indruk voor leerlingen die het Nederlands niet altijd machtig zijn of hun woordenschat willen uitbreiden. 

Binnenkort start SALLY met een eigen onderzoek naar de relatie tussen taal en dans. Hierbij gaan ze op zoek naar manieren om ook spelling en grammatica door middel van dans als ondersteuning aan te leren. Dansje Taal is dus nog volop in ontwikkeling. 

Wil jij graag kennismaken met deze methode? Aarzel dan niet en boek een pakket. Zowel in workshopvorm als doorlopende leerlijn.

3 | Dans je taal - Danskant 

Omdat onderzoek heeft uitgewezen dat het werkt als aan taal leren een actieve component wordt verbonden (Verhelst, 2003), koppelt Danskant kleuterdans aan taalactiviteiten, waardoor er actieve leermomenten ontstaan. Jonge kinderen leren taal immers door te doen. Beweging zorgt voor impliciet leren waarbij alle zintuigen gebruikt worden en opgedane kennis langer beklijft.

De verschillende pakketten dans je taal van Danskant vind je hier

Bewegend leren: een nieuwe trend 

Het lijkt een trend om meer te gaan bewegen en ook het primaire onderwijs ziet het nut in van deze koppeling. Initiatieven om kinderen onder schooltijd meer te laten bewegen duiken overal op. Zo liet het Nederlandse onderzoek Fit & Vaardig op school (Mullender-Wijnsma e.a., 2015a, 2015b, 2016) bijvoorbeeld zien dat fysiek actieve reken- en taallessen de reken- en spellingsvaardigheden van leerlingen verbeteren. Daarnaast bleken kinderen zich beter te voelen wanneer ze bewogen. Ze hadden een grotere focus en hun zelfvertrouwen steeg.

Ook in het buitenland werd de combinatie onderwijs, bewegen en vergroten van de leerprestaties onderzocht en bewezen (Sibley & Etnier, 2003; Kim & Lee, 2009) . In de Verenigde staten liep het programma Physical Activity Across the Curriculum (PAAC) (Donnelly et al., 2009), waarbij basisschoolleerlingen anderhalf uur per week bewegend leren. Prestaties op het gebied van rekenen, lezen en schrijven verbeterden hierdoor. 

Deze initiatieven zijn niet alleen populair wegens de verbeterde academische prestaties, maar ook voor het positieve effect op de algehele gezondheid. De moderne mens brengt zijn leven voornamelijk zittend door. Van alle leeftijdsgroepen, sporten kinderen eigenlijk het meest en zitten het minst (Duijf, 2019). Ruim 58% van de 8 tot 12 jarigen voldoet aan de beweegrichtlijnen. Kinderen van deze leeftijd zitten gemiddeld acht uur per dag. Voor jonge kinderen van 4-8 jaar is dat respectievelijk 53% en 7,5 uur. 

In Schotland, Engeland en België leverde het project One Mile a Day ook al de nodige inzichten. Sinds eind vorig jaar lopen of wandelen de leerlingen dagelijks een mijl. Sportarts Peter T’ Seysen, die betrokken is bij het onderzoek, ziet een duidelijk verband tussen de fitheid van de kinderen en hun prestaties op school. “Een dagelijkse portie beweging maakt leerlingen fitter en geeft ze een mentale boost.” 

Of je dus beweegt tijdens de les, of daarbuiten, meer bewegen heeft sowieso een positief effect op academische prestaties. Regelmatig bewegen verbetert namelijk de cognitieve functies in je brein. Niet alleen wordt het motorische gedeelte in de hersenen geprikkeld, maar ook de gebieden die te maken hebben met geheugenprocessen. Hierdoor krijgen je geheugen, leervermogen en concentratie een boost! 

Bewegend leren lijkt de droom van iedere dansdocent die erin gelooft dat leren door dans een sterke pijler van ons vak is. Kinderen leren door te ervaren met hun hele lichaam. Ze spelen, ontdekken, vallen en staan weer op (Springlab, 2020). Bij ‘bewegend leren’ wordt hier gebruik van gemaakt door (dans)activiteiten en leertaken te integreren in het onderwijs. Het brein wordt extra geactiveerd en kinderen zijn vanuit creativiteit bezig met leren. Ze leren niet alleen beter, makkelijker en maken gebruik van een extra informatiebron, ook de leeropbrengst neemt toe (Studio Swing, 2020; Hartman, e.a. 2015; Best, 2010).

Maar welke ‘leeropbrengst’ is dit? Welke aspecten van taalontwikkelingen worden verbeterd door deze methodes in bewegend leren en de drie praktijkvoorbeelden van taalontwikkeling door dans? 

Welke aspecten van taal ontwikkelen we tijdens bewegend leren?

Onderzoeken over bewegend leren tonen dat vooral woordenschat een taalaspect is dat we kunnen ontwikkelen door middel van bewegend of dansend leren. Hostetter en Alibali (2008) zeggen zelfs dat het ‘gebaren’ zijn die deze woordenschatontwikkeling vooral aanwakkeren. Dit zien we ook terug bij Taaldans® en Rekendans® waar de nadruk, naast de implementatie van de kerndoelen, vooral op het woordenschatmodel van Verhallen ligt. Maar we zien dit ook bij Dansje Taal van SALLY en Dans Je Taal van Danskant waarbij leerlingen hoofdzakelijk een nieuwe taal aanleren door middel van de combinatie van nieuwe woorden en beweging.

Meer weten over dans en woordenschatontwikkeling? Lees het artikel én voorbeeldles ‘Stimuleer de woordenschatontwikkeling: dans met prentenboek Florians Dans’ van Bo van Hagen. 

De voorbeelden van bewegingsopdrachten die gegeven worden in de onderzoeken neigen volgens mij eerder naar basale vormen van bewegen. Zoals kinderen antwoord laten geven op een opgave door een sprong te maken bij elke uitgesproken letter. Het creatieve aspect kan volgens mij, voor zover ik dat kan beoordelen aan de hand van de video’s, soms nog meer als kans en toevoeging gezien worden. Enkele aspecten van taal worden, door dit gebrek aan het inzetten van bijvoorbeeld creativiteit, niet verbeterd. Zoals leesvaardigheid en spelling (Mullender-Wijnsma, 2015). 

In de toekomst zal hier dus onderzoek naar nodig zijn, zoals ook SALLY aanhaalt. Zij willen met hun vervolgonderzoek en in de ontwikkeling van hun methode inzetten op spelling, grammatica en het leren van een nieuwe taal. Een studie van Toumpaniari, K., Loyens, S., Mavilidi, M. et al. (2015) toonde aan dat schoolgaande kinderen een buitenlandse taal het best kunnen aanleren door het ‘embodien’ - het belichamen - van woorden door middel van de combinatie van relevante gebaren en fysieke activiteiten. Dit leidt hogere leerresultaten. 

We mogen echter ook nooit vergeten dat dans binnen taalontwikkeling slechts een bouwsteen is in het geheel (Danskant, 2019). Enkel met dans kan je geen nieuwe taal aanleren, noch kan een taal-dansdocent de vakdocent vervangen (Lenneke Gentle, 2020). 

Tot slot ontbrak ik in het onderzoek nog een link naar het voortgezet onderwijs. Het lijkt erop dat daar nog heel wat kansen liggen voor ons als dansdocenten om aan de slag te gaan met dans en taalontwikkeling. 

Dansend taal leren: werkt dat niet veel beter?

Als dansdocent vraag ik me af of ‘dansen leren’ niet beter op zijn plaats is. Dans kent volgens mij, ten opzichte van ‘basaal bewegen’ namelijk enkele toevoegingen, waarbij het zich vooral door een creatieve factor van puur fysieke beweging onderscheidt. Dans stelt je in staat om een creatief proces aan te gaan waarbij het eindresultaat van tevoren niet bekend is. Het is de innerlijke drang om je te uiten. Het stelt je in staat betekenis te geven aan jezelf en aan de wereld om je heen. 

Het lijkt daarnaast ondenkbaar om een dansles zonder taal (in haar verschillende vormen) te houden. Ik geloof er in, net als de Amerikaanse antropoloog en danscriticus Judith Lynne Hanna (2015), dat dans net als gesproken taal een eigen vocabulaire, grammatica en semantiek kent. Denk maar aan de franse ballettermen als vocabulaire, dansanalyse met behulp van Laban als grammatica en de verschillende manieren waarop we dans kunnen interpreteren en er een betekenis aan toekennen als semantiek. 

Hanna (2015) spreekt dan ook over dans als cognitief domein van de taal. Ze bedoelt daarmee dat dans geen universele taal is, maar dans wel de structuur van taal kent. Zo zou je je de verschillende dansstijlen als ‘talen’ kunnen beschouwen. Ballet kent namelijk een ander vocabulaire dan moderne dans, en urban tevens een hele andere grammatica dan moderne dans en ballet. De verschillende stijlen binnen ballet, bijvoorbeeld, zou je als verschillende dialecten kunnen opvatten. Maar dans op zichzelf is geen universele taal. Wél een universeel fenomeen en communicatiemiddel, net zoals gesproken taal dat is. 

Antropoloog Margaret Clegg (Hanna, 2015) classificeert dans ook als communicatiemiddel. Ze gaat er daarbij vanuit dat een taal een methode is om complexe concepten en ideeën, met of zonder geluid als bron, over te brengen. Een persoon richt zich tot een ander via taal. Clegg herkent dat dans, naast een fysiek uitdrukkingsmiddel van gevoelens, een cognitieve activiteit is die informatie op zowel metaforische- met beelden- als abstracte manier kan overbrengen. Dus kan communiceren. 

Dat taal veelomvattend en complex is blijkt ook uit onderzoek naar taal in de hersenen. Hoe gebeurt een taal aanleren in het brein? Verschillende onderzoekers trachten reeds om de specifieke link te leggen tussen beweging en taal in ons brein: maar dat is een lastig pad (Adriaenssens, persoonlijke communicatie, 25 maart 2020). Een concreet antwoord op welk hersengebied met taal wordt aangesproken is er niet. Er zijn wel gebieden die hier meer mee gemoeid zijn dan andere, maar taal is complex en gaat door bijna alle hersengebieden heen. 

Oftewel, taalontwikkeling is meer dan het verbeteren van de woordenschat en spellingvaardigheden. Taalontwikkeling is ook begrijpend lezen en schrijven. Taal gaat óók over zelfexpressie en communicatie. Net zoals dans dat doet. Het lijkt mij daarom dat dansend leren bij kan dragen aan aspecten van taalontwikkeling waar simpelweg ‘bewegend leren’ nu niet aan raakt. Én voor een doelgroep die in de beschreven voorbeelden niet genoemd wordt: jongeren in het voortgezet onderwijs. 

BRONNEN


WERKPLEZIER & DIDACTIEK

Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!

Maud klein.png

Maud Tielemans

Maud Tielemans is redacteur Werkplezier & Didactiek. Ze studeerde danseducatie (BA) en kunsteducatie (MA) bij Codarts. Daarnaast studeerde ze kunst- en cultuurmanagement aan de Universiteit Gent. Momenteel werkt ze als docent pedagogiek bij Codarts, als onderzoeker aan LUCA School of Arts en als dansdocent bij het DKO in Vlaanderen. Voor dansdocent.nu vertaalt ze wetenschappelijk onderzoek naar praktische tips zodat dansdocenten het hele jaar door met plezier lesgeven.