In de spotlight: euritmiedocent Vincent Harry

INTERVIEW | Vincent Harry (58 jaar) werkt fulltime als euritmiedocent bij het Rudolf Steiner College in Rotterdam. Daar geeft hij al 25 jaar les aan alle leerjaren, en dat doet hij nog steeds met veel plezier. In dit interview legt hij uit hoe hij leerlinggericht lesgeeft, en vertelt hij waarom zijn lessen het sociale klimaat op school verbeteren. Wil je zelf ook euritmie leren inzetten in je danslessen? Dat kan! Want Vincent geeft een bijscholingscursus euritmie voor leerkrachten en dansdocenten.

Wat kan een euritmiedocent wat een dansdocent niet kan?

Als ik stagiaires binnen krijg van de opleidingen Docent Dans op Codarts of Fontys, dan confronteer ik ze altijd eerst met een vrij simpele vlechtvorm. Dat is een oefening waarbij je loopt in een cirkel met zes lussen. Die loop je met vier personen tegelijkertijd, maar de tempi waarin je loopt verschillen. Dat betekent dat tellen geen zin heeft. Als je deze oefening goed samen doet dan zie je dat als publiek direct, want er zijn momenten dat je perfect op een lijn samenvalt als viertal. 

Studenten die dans hebben gestudeerd zijn heel erg gewend om synchroon op dezelfde maat te bewegen, en die vinden zo’n oefening als deze dan heel moeilijk. Terwijl dit een oefening is die ik ook met brugklassers doe. Dus euritmie benadrukt andere vaardigheden. Zoals afstemmen op je eigen gevoel en op elkaar. Want euritmie is een manier van dansen die start bij je innerlijke beweging.

Hoe oud was je toen je je eerste danspassen deed?

Jong. Klein. Muziek. En gaan. Thuis waarschijnlijk. Bewegen op muziek is voor mij zo vanzelfsprekend. Maar ik ben ook gezegend met een vader die dat altijd deed. Hij was kernfysicus en hooggeleerd, maar als er ergens een feestje of muziek was dan begon hij te bewegen en daar genoot hij van. Als kind doe je dat na. En mijn moeder speelde viool en piano, dus er was ook vaak muziek bij ons thuis. Verder heb ik zelf als kind ook de vrije school gedaan. Dus daar kreeg ik van jongs af aan al les in euritmie.

Waarom ben je euritmiedocent geworden?

Toen ik in mijn eindexamenjaar zat, zei ik bij wijze van flauwe grap dat ik euritmie wilde gaan studeren. Maar ik had eigenlijk al een paar jaar geen leuke euritmiedocent meer gehad en beleefde geen lol meer aan die lessen. Dus ik meende het helemaal niet! Ik dacht dat ik psychologie zou gaan studeren. Maar ik ben toen toch een kijkje gaan nemen bij de opleiding, en die heb ik vervolgens ook gedaan. Dat was toen nog een privéopleiding van vijf jaar in Den Haag: vier jaar om euritmist te worden, en een extra jaar om les te mogen geven. De opleiding was toen net gelijk gesteld met andere hbo-dansopleidingen, dus ik kreeg gewoon een diploma.

Waar werk je nu?

Na mijn afstuderen kon ik bij verschillende scholen aan de slag. Ik koos toen voor het Rudolf Steiner College in Rotterdam. Daar werk ik nu, 25 jaar later, nog steeds met veel plezier. Naast mij is er nog een andere fulltime docent en dan zijn er nog vier parttime docenten. We hebben hier drie danslokalen met zwevende vloeren tot onze beschikking. Ik geef twee keer in de week les aan klas 1, 2 en 3. En ik geef ook nog de bovenbouw les. Eén keer per week aan alle vierdeklassers, en aan de leerlingen van klas 5 en 6 als zij dans als discipline kiezen om hun kunstexamen in te doen. In totaal geef ik ruim 28 lessen per week.

Tien jaar geleden werd dit prachtige video-interview van Vincent Harry gemaakt, over zijn werk als docent euritmie. © 2014 Video geproduceerd door Boekeloo Visual Productions

Wat zijn jullie leerdoelen voor de leerlingen?

Samen met de andere docenten overleggen we over onze lesdoelen. Het project ‘executieve functies in de euritmie’ vond ik heel interessant. Executieve functies zijn al die regelfuncties van de hersenen die essentieel zijn voor doelgericht en aangepast gedrag. Zoals inhibitie, het vermogen om na te denken voor je iets doet. Hoe oefen je dat in een dansles? En is dat anders in de eerste klas dan in de derde? Dus enerzijds bestaan mijn lessen uit de basis pedagogische oefeningen die in 1920 al op papier zijn gezet, omdat die zo concreet, herhaalbaar en waardevol zijn. Maar anderzijds ontwikkelen we ook nieuw lesmateriaal. 

Een ander thema was bijvoorbeeld: hoofd, hart en handen, hoe kunnen die samenwerken? Ook dat hebben we met alle leerjaren gedaan. Maar bij de leerlingen in de bovenbouw kun je aanzienlijk meer bewustzijn aanspreken. Zij kunnen beter reflecteren op hoe zij bewegen en afstemmen op elkaar. En verder werken we aan een stuk gezondheid, vrolijkheid en levenslust. Dat is denk ik primair aan bewegen, en misschien wel het belangrijkste leerdoel.

Dus de lessen die ik geef werken in de eerste plaats socialiserend. Dat betekent niet dat de leerlingen nooit meer ruzie hebben, maar ze leren met elkaar omgaan. Want hoe beweeg je samen met iemand die je eigenlijk niet verdraagt? Hoe sta je samen in een kring, waarin iedereen gelijkwaardig is? Die kring is mij heel dierbaar, omdat allerlei volkeren over heel de wereld in een kring samenkomen om te vergaderen en te dansen. Het is een hele tribale vorm die gelijkheid onderstreept. Dus dat is een heel goed vertrekpunt voor de les, en een fijne vorm om de les ook weer in af te sluiten.

Hoe betrek jij je leerlingen bij de danslessen?

Vorig jaar had ik een groep onwillige derdeklassers. Waarvan er eentje standaard de les binnenkwam met de opmerking: “Meneer, krijgen we uitval vandaag?” Tja, dat motiveert mij niet om les te gaan geven. Dat heb ik hem op een gegeven moment ook gezegd. Maar zodra ik deze klas opdrachten gaf waarbij ze zelf aan de slag moesten, ging het beter. 

Ze moesten naar een muziekstuk luisteren en daar vervolgens zelf een vorm op maken. Het enige wat ik belangrijk vond is dat de hele groep aan die vorm meedeed. Voor de rest… Zoek het maar uit! En ze kwamen met een vorm voor instant composition die ze altijd lachend deden: de helft van de groep zat stil op de grond en de andere helft rende daarom heen. Als choreografie kun je daar van alles van vinden, want het was geen rocket science, maar het liep! Ze hadden het naar hun zin, want het was van hen. Zij waren verantwoordelijk voor wat er gebeurde. Dus op een gegeven moment kon ik wél zeggen: “Ja, wacht eens even, die timing, als je luistert naar de muziek, hoe gaat dát dan?" Want toen waren ze áán. 

Als docent ben je al top-down. Dat moet blijkbaar zo. Jouw aanwezigheid betekent ook veiligheid. Maar in je lesmethodiek kun je een heleboel dingen doen waardoor leerlingen zich uitgedaagd weten. Die kinderen zijn bovendien vaak tien keer origineler dan ik. Ik zit ook maar vast in mijn eigen systemen en gewoontes. Ik vind het veel interessanter hen te laten creëren. 

Waar haal jij inspiratie voor je lessen vandaan?

Voor de zomervakantie denk ik al na over wat ik volgend schooljaar wil doen met welke klas. Dat zet ik dan in grove lijnen uit, maar ik heb geen idee wie ik voor mijn neus krijg dan. Want die groepen worden nog samengesteld. Dus aan het begin van het schooljaar doe ik met alle klassen de basisoefeningen. Dan zie ik wat ze kunnen, en dan ga ik nadenken wat ik belangrijk vind om met welke klas te doen. 

Als de spanningsboog bij een klas drie keer niks is, dan ga ik met hen werken aan hun concentratievermogen. Dat worden dan vaak meer meditatieve lessen. Bij andere klassen zit er überhaupt geen energie in, dus dan denk ik: hoe krijg ik ze gek? Dat vind ik ook altijd wel grappig! Dat worden chaos-lessen. Dus ik stem het lesmateriaal altijd af op wat de groep op dat moment nodig heeft, zonder de overkoepelende leerdoelen uit het oog te verliezen.

Ben je in de loop der jaren anders les gaan geven?

Veiligheid is natuurlijk nu een hot issue. En een hele lastige. Want de persoon die de docent is, bepaalt voor een groot gedeelte de sfeer in de les. Maar jezelf echt zien en kennen is moeilijk. En wat de ene klas niet als veilig ervaart, ervaart een andere klas wel zo. 

Zo had ik vijftien jaar geleden een nieuwe stagiair, en die liep met mij mee het klaslokaal in. Dat was toen een hele drukke klas met veel jongens, en die vonden het heel belangrijk om te stoeien en te vechten. Die vonden het helemaal goed als ik hen de hoek in smeet. Dat vonden ze alleen maar grappig en ik vond het ook prima. Dus toen we op die bewuste dag het lokaal in liepen riepen die jongens “Aanvallen!” en bestormden ze mij. Tot we ineens iemand keihard hoorden roepen “STOP!!!” Dat was het schoolhoofd, die er door de stagiair bij was groepen. Want die was zich helemaal kapot geschrokken en was naar de lerarenkamer gerend om hulp te halen. We hebben er toen flink om kunnen lachen, maar dat maakte mij wel bewust van het feit dat ik lesgaf in Rotterdam, in Crooswijk (de armste plek van Nederland, red.). En dat het eigenlijk niet normaal is dat je als docent zo omgaat met je leerlingen.   

Een andere situatie was met een kleinere klas, waarbij de stagiair ook meeliep. Aan het eind van de les vroeg die aan mij: “Heb jij door wat je doet voordat je begint?’’ En ik toen zoiets als: “Eh, ja, ze moeten hun schoentjes aandoen, en ik sta in mijn papieren te kijken, en dan moeten ze in de kring gaan staan.” Waarop de stagiair reageerde: “Nee, dan is er al een hele hoop gebeurd. Heb je niet door dat voordat de les begint zo’n beetje alle leerlingen al in je geklommen zijn?” Nou, ik had dat oprecht niet in de gaten. Het was voor mij normaal dat ze me even een stomp of een duw kwamen geven, in plaats van een hand. En ik denk ook dat dat gezond was, dat het juist een teken was van dat ze zich bij mij op hun gemak voelden. 

Welke blooper maak je nu niet meer?

Ik maak nog steeds weleens inschattingsfouten. Bijvoorbeeld wanneer ik leerlingen te volwassen en te zeker van zichzelf inschat. Of wanneer ik even vergeet dat juist het gedrag van klieren en opstandigheid vooral een vorm van aandacht vragen is. En als je dat vergeet, dan ga je dingen doen waar je later spijt van krijgt. Je wordt boos en je gaat strafwerk geven en dat soort flauwekul. Dat is zo zinloos en zoveel verspilde energie aan alle kanten. 

In dat soort situaties is humor het enige dat echt helpt. Ze een beetje terug klieren, op een liefdevolle en respectvolle manier. Je moet echt van die kids houden en je soms realiseren van: oei, dat is best wel een getormenteerd zieltje dat hier voor me staat. En je beseffen dat jij als volwassene op dat moment het voorbeeld bent over hoe je met moeilijke situaties om kunt gaan. Dus als pubers enorm lopen te zuigen, zoals ze zo goed kunnen, dan is het beste wat je kunt doen een complimentje maken. Dat verwart ze zo gigantisch! Maar zo leer je ze relativeren. 

Wie zijn jouw rolmodellen geweest?

Als pedagoog? Niet zo veel mensen. Ik ben dus geen fan van docenten die top-down lesgeven, maar dat zijn de meesten. Ik raak wel geïnspireerd door docenten die hun leerling actief bij de les betrekken. Maar die ook snoeihard durven zijn als de situatie daarom vraagt. En die heel goed correcties kunnen geven, waardoor de leerlingen direct vooruitgang boeken. Kortom, docenten die een natuurlijke autoriteit hebben omdat ze hun vak zo goed verstaan. Ja, daar had ik als student dan wel respect voor en voor hen werkte ik hard. Of nu, als ik ga kijken bij de lessen van collega’s, en zie dat zij de kinderen een soort van wakker weten te schudden zodat ze tijdens de les alert zijn. Dat zijn docenten die hun leerlingen echt zien en uitdagen. Zij inspireren mij. 

Een zo’n collega was Jiri Brummans. Hij was euritmiedocent in de onderbouw op verschillende basisscholen in de regio Amsterdam. En hij deed dat zodanig dat leerlingen razend enthousiast waren en voor hem naar school kwamen. Nou, dat is niet veel collega’s gegeven. We zijn jarenlang bevriend geweest en samen hebben we uitgevogeld hoe we vanuit de leerlingen konden lesgeven. Want plezier is waarom je danst. Andersom is ook waar: als je gaat bewegen kom je beter in je vel te zitten. Jiri had veel ervaring met flamenco, ik met dansexpressie. Hij met het primair onderwijs, ik vooral met het voortgezet onderwijs. Dus we deden hele andere dingen maar hebben veel van elkaar geleerd. 

Twee jaar geleden is hij overleden. Hij gaf in die tijd een cursus euritmie voor andere docenten. Ik was toen al met hem bezig om die cursus te professionaliseren en dat heb ik na zijn dood voortgezet, samen met zijn vrouw Lara Brummans, die ook euritmiedocent is.

Waar kunnen dansdocenten die training volgen?

Bij BVS. Dat is een grote organisatie in Utrecht, die heel veel doet voor vrijescholen. Het is een achtdaagse cursus die vorig jaar januari is begonnen, en die loopt nu door. De cursisten waren namelijk zo enthousiast dat we een verlengstuk van nog vier trainingsdagen hebben gemaakt. Na deze training kun je werken met aansprekende lesstof voor de klassen 1 tot en met 6, passend bij de leeftijd en ontwikkelingsfase van de leerlingen. Waarbij je de leerlingen tot vaardigheid, zelfstandigheid en bewegingsplezier aanzet.

Het is een bijscholingscursus voor gediplomeerde leerkrachten, dansdocenten en gymdocenten die met euritmie aan de slag willen in hun lessen. Het is geen volledige opleiding euritmie! Daarvoor kun je beter aan de Hogeschool Leiden studeren. Maar dansdocenten die nieuwsgierig zijn naar euritmie kunnen zich bij mij melden, want er is een enorm tekort aan euritmiedocenten in het vrijeschool onderwijs, met name voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs.

Waar ben je trots op?

Dat ik nog steeds met plezier sta les te geven. Dat komt doordat ik realistische verwachtingen heb van wat de leerlingen wel en niet kunnen. Daardoor kan ik genieten van alle kleine stapjes vooruitgang die ze boeken. En er zijn zoveel gigantisch mooie dingen die ik heb mogen meemaken! Dus durf met weinig al heel tevreden te zijn. Want dat is al zoveel.

Na vijfentwintig jaar sta ik nu ook kinderen van oud leerlingen les te geven. De eerste keer dat dat gebeurde schrok ik echt. Ik dacht: oh shit, ik word oud. Kan ik dit nog wel? Mag ik dit nog wel? Is mijn lijf nog wel in orde? Nee, eigenlijk niet. Maar euritmie lesgeven lukt nog wel. En dat vind ik het leukste wat er is. Ik mag gewoon iedere keer opnieuw helemaal mijn eigen feestje bouwen. 

Wist je dat Vincent Harry lid is van Dansdocent.nu? Word ook lid van ons magazine!


IN DE SPOTLIGHT

Dansdocent ben je omdat het je passie is, maar wat meer respect en erkenning zou ook fijn zijn. Toch? Daarom interviewen wij regelmatig leden van Dansdocent.nu om hen in de schijnwerpers te zetten en de aandacht te geven die zij verdienen. We vragen hen waarom ze dansdocent zijn geworden, hoe ze het ervaren en wat ze nog zouden willen meemaken. Ook interviewen we regelmatig vooraanstaande en populaire dansdocenten. Laat je inspireren door deze mooie mensen!

Jacqueline de Kuijper

Jacqueline de Kuijper is de oprichter en hoofdredacteur van Dansdocent.nu. Ze studeerde in 2013 af met een master in Dance aan Mills College in Californië. Daarvoor studeerde ze dans- en theaterwetenschap, kunstgeschiedenis, filosofie en psychologie aan University College Utrecht. Na haar afstuderen schreef ze voor Dans Magazine en werkte ze als pilatesdocent in Utrecht. Haar scherpe pen en onderzoekende geest zet ze sinds 2019 in om dansdocenten te informeren en inspireren met Dansdocent.nu. En in 2022 is daar Dansers.nu bijgekomen: een nieuwe online magazine voor dansers en makers in Nederland en Vlaanderen.