Een groentje achter rode oortjes

Foto: Unsplash

OP DE DANSACADEMIE | In danstalent loopt ze voor op haar leeftijd, in relaties is ze een laatbloeier. Het ontwikkeltempo van de student in dit verhaal lijkt nooit gelijk te lopen met dat van haar klasgenoten. Vastbesloten om de beste danser te worden zoekt ze haar grenzen op - en gaat er soms overheen. Dit is een waargebeurde coming-of-age van een danser die uiteindelijk haar eigen ritme vindt binnen én buiten de studio.

Voor dit verhaal leende Eefje Verbeke haar pen aan een andere danser. Dit verhaal is dus waargebeurd! Maar om de privacy van zowel de verteller als de personages te waarborgen zijn namen en details geanonimiseerd.

Het eerste jaar op de dansacademie was totaal overweldigend. Het voelde als een vulkaan op uitbarsten. Al die nieuwe informatie, zoveel stijlen en gezichten, docenten die soms wel tegenovergesteld lijken aan elkaar in hun aanpak en wat ze willen zien… Hun woorden linkten zich aan elkaar tot een ononderbroken stroom van lava. Heet, prikkelend, verbrandend. Moeite had ik, om te plaatsen wie ik op deze opleiding was. Mijn hoofd en lijf sloegen haast constant op hol en mijn levensenergie was zo gespannen en zat zo hoog dat ik waarschijnlijk leek op een vogelverschrikker. Met regenbooghaar, want die tijd kende haast alle kleuren en nuanceringen. Alle gekheid op een stokje: het wás ook even schrikken. Toekomen op een nieuwe school, in een nieuwe stad, in een nieuw land, is best spannend. En dat rond de periode voordat MeToo uitbrak in de culturele wereld, stond gelijk aan: hoge eisen tegemoet treden zonder aanvoelen van, noch klagen over eigen grenzen in lichamelijkheid. 

Op hete kolen leren lopen. 

Eelt kweken. 

Bewegen in een ontregeld lichaam. 

Je modelleren naar een lichamelijk en psychisch ideaalbeeld als danseres. 

Dun, rank, slank, elastisch. 

Opstaan en verdergaan. Blijven gaan. Blijven dansen. 

Verder, over, voorbij. 

Toen was dat ‘het oude normaal’. Helemaal ingeprent in mijn dansante zijn. Een logisch verlengde van de opleiding die ik naast mijn middelbare school bij elkaar had gedanst.

Bovendien wou ik stellig en vurig al heel lang niet alleen de beste danseres worden, maar tevens ook de beste atlete. Van kindsbeen af, spiegelde ik me aan de sportieve wensstaat van mijn ouders. Het voelde soms alsof ik verraad pleegde door voor dans te kiezen, want was dat eigenlijk echt sport? Het gewicht van mijn keuze hing als een juk aan mijn beenderen. 

Al vóór de dansacademie was ik, in functie van danslessen, vaak ver van huis. Omdat docenten en oudere klasgenoten vaak schrik hadden dat ik daaronder ging kraken, kreeg ik al snel de rol van dochter of van kleine zus toebedeeld. Mijn eerste dansdocente werd een tweede moeder, sommige van mijn klasgenoten een oudere broer. Soms waren ze echt ouder en meer matuur, soms zagen ze zichzelf vooral zo. Ze begeleidden me braaf van het station naar de dansklas en terug. Dit kleine meisje, waar een pulserende dansante energie in zat, werd als kwetsbaar beschouwd én behandeld. Omdat ik er jong uitzag of omdat ik zo’n speels karakter had? Ik kon goed dansen maar nog niet echt in die typisch geachte vorm van adolescenten. Was de kleinste bij de groten, te getalenteerd voor de kleinsten. Alsof ik op mezelf nooit genoeg was, nooit precies paste. Mijn lichaam danste en groeide mee, voor en achter. Zelden viel het allemaal samen. ‘Tussenin’ werd mijn spacing, al wilde ik het liefst met de groten mee. 

Mijn dansontwikkeling verliep zoveel sneller dan mijn sociaal-emotionele, dat ik mijn eigen grenzen nauwelijks leerde aanvoelen, laat staan ze te respecteren. Precies in dat spanningsveld kwam ik op de dansacademie. En gebeurde het weer. In de klas, bij hem. 

Hij was een aanwezig figuur en gaf les met bravoure. Mijn klasgenoten in het eerste jaar waren zonder uitzondering dol op zijn expressieve manier van lesgeven en zijn voorkomen. Hij straalde uit dat hij lééfde, in beweging en in woord, en niet enkel in de studio. Ook erbuiten. Met een ongelimiteerd lijf, open hart en een hint van avontuur. Bij hem viel de tijd wél samen. Hij was wat mijn vroegere dansleerkracht zou omschrijven als ‘matuur’ of ‘volwassen’: artistiek én in het leven. Als in een lus voedde het ene het andere en kreeg je smaakversterking. Kruisbestuiving. Om een goede danser te zijn, vond zij, heb je levenservaring. Met een rijk geschakeerd (emotioneel) leven, kun je je dans aanzetten. 

Het was niet de eerste keer dat ik hiermee geconfronteerd werd. Het was niet de eerste keer dat het voelde als een wortel, waar ik mijn tanden lang nog niet kon inzetten.

Die dag toonde hij een dansfrase, met vrij veel accent op de heupen. Dat was op zich niets bijzonders, al was ik blijkbaar wel de enige die schrok van zijn verbale invulling hiervan. Die plaatste hij in de ruimte alsof het de dagelijkse koude broodjes op een toonbank waren.  

“Alsof je je lief verleidt, op het bed smijt en hem vervolgens berijdt”. 

Echo’s van deze sensuele cadrage begonnen als vanzelf te dansen op mijn netvlies. Ik bevond me opnieuw in de dansklas van de middelbare school, ik was 16. De docente maakte een toespeling naar liefhebben en seksualiteit, in de hoop een pas de deux passioneler te zien dansen. Mijn oren snapten toen haast nog niet dat ze rood mochten worden. 

Terug naar die dag, op de dansacademie, met hem en mijn klasgenoten. Ondertussen was ik 18 en probeerde ik de achteloos geserveerde broodjes te verteren. Ik wist nog steeds niet waar hij het over had en hoewel ik me hier niet over wilde schamen, wolkte het alsnog een stuk om me heen. Het was te herkenbaar. En deze keer werden mijn oren wel rood. Het was moeilijk om te ontwaren of ik me schaamde dan wel om de inhoudelijke referentie zelf, of wel om het feit dat ik op deze leeftijd simpelweg nog een groentje was, achter mijn rode oortjes.

Wat ik wel fijnmazig aanvoelde: hoe een knoop in mijn maag samentrok. Niet. Weeral. Hetzelfde. Liedje. Tegelijkertijd flapte ik er stilletjes uit tegen mijn vriendin, die rechts van mij stond: “Dat heb ik nog nooit gedaan”, gevolgd door een schamper lachje. Ook zij lachte het weg. Net als ik. Uiterlijk dan toch. 

Innerlijk trok de knoop in mijn maag niet als vanzelf mee weg. Ik keek even de danszaal in en zag niemand anders in mijn klas aanstoot nemen aan deze voorgestelde invulling. Integendeel, het leek wel alsof die woorden olie op hun innerlijk vuur gooiden en ze er meer en meer zin in kregen. Piece of cake. De dansante kundalini leek ontwaakt, terwijl ik me afvroeg: 

Zijn ze allemaal al intiem met iemand geweest? 

Moet ik dan ook lust gevoeld hebben, om beter invulling te kunnen geven aan deze dansfrase? 

Hoe kan ik zo snel mogelijk ‘matuur’ worden?

Verward werkte ik de geheupte dansfrase af en probeerde ik er technisch en expressief iets bij te voelen. Was het nu omdat ik mijn aandacht op die manier probeerde te geven aan mijn bekkengebied? Iets in mij leek in elk geval voorzichtig te klikken met het idee om op onderzoek uit te gaan, recht het echte leven, blijkbaar, tegemoet. Studentenstad, here I come! Omdat ik enerzijds de schaamte niet meer wilde voelen, anderzijds omdat dit mijn droom betrof: een betere danseres worden, zijn, belichamen. 

If it takes sex, then so be it. Laat me het kruisbestuiven! 

Hoewel ik in mijn lichaam tevens kon ontwaren dat het hiervoor te vroeg was, althans voor mij, en de motivatie niet helemaal ‘klopte’, ging ik als een gekkin daten met Jan en alleman. Ik wilde immers zo graag mee met de hoop. Met vrouwelijkheid. Met lust. Met lichamelijkheid. Met de broodnodige ‘maturiteit’. Al zeker als danseres. Geef mij die wortel! 

Maar met daten kwam het loslaten van controle, die ik zelf het liefst behield. Een lichaam dat ik zelf nog niet accepteerde delen met een ander… Ik werd geconfronteerd met de grenzen van mijn comfortzone en nog verder. Aan tafel bij de ouders van mijn eerste vriendje, nam ik met lange tanden wat er als een vettig broodje uitzag, op. Ik kreeg instant zin om het vet er tussenuit te persen. Dat lukte niet zoals ik het wou, want zoiets deed je natuurlijk niet met een broodje aan tafel bij je misschien toekomstige schoonouders. Straks zou ik hoogstwaarschijnlijk het hele broodje uitbraken. Als lava barstend uit mijn  maag.

Daarna schakelden vriendjes zich aaneen, evenals de dagen tot weken en de weken tot maanden. In bed voelde ik me een zeester en ook daarbuiten voelde ik me weinig in staat grip te krijgen op mijn lichaam, mijn gevoelens, mijn voeding, mijn verlangens en grenzen. Mijn lichaam modelleerde zich naar een atletische danseres, of een dansante atlete, gespierder en daarmee meer ruimte innemend dan mijn kleine, jong uitziende lijfje tot nu toe gewend was. Ik wist niet of ik daar helemaal blij was. 

Afstuderen deed ik ondanks alles mét glans. Het onderzoek naar levendige dans en dansant leven reeg zich gestaag aaneen en het was precies in de ervaring(en) (some good, some bad) dat ik, geleidelijk aan meer op mijn tempo en voorwaarden, vorm vond. Enkele jaren na afstuderen bouwde ik een veilige relatie met mijn partner waarin ik nog steeds elke dag mag groeien, soms met sprongen en soms met kleine stapjes. Langzaam maar zeker word ik beter in voelen waar ík aan toe ben, en dat te omarmen.

Ondertussen heb ik het thema grenzen beet en verleg ik in elke les, maakproces of artistiek product fysieke grenzen. Het is mijn handelsmerk. Elk dansmoment biedt een opportuniteit in het voelen en uitdagen van lichamelijke grenzen. Die overschrijd ik niet meer in integriteit (lees: ontwikkelfase/tempo/controle), maar wel in ontwikkeling (lees: van iets nog niet kunnen naar iets wel kunnen. Ik ga op zoek naar wat artistiek nog meer kan. 

Ook bij mijn leerlingen. Want ja hoor, tussen de blitzcarrière met eigen artistiek gezelschap en uitvoerend werk bij verschillende choreografen in binnen- en buitenland, word ik gevraagd om les te geven op de dansacademie die me in mijn eerste jaar bijna de keel dichtkneep. De cirkel is rond. 

Mij hoor je nooit een uitspraak doen over maturiteit, ontwikkeling en levenservaring. Toch is het voor mij ook in deze nieuwe rol als docent en choreograaf dubbel, want ik zeg wel: durf  uit je fysieke comfortzone te treden. Het knalt en het spettert in mijn les. Op artistiek en fysiek vlak vraag ik veel. Dat de leerlingen van nu meer geneigd zijn om hun grenzen te voelen, aan te geven en uit te spreken, vind ik een prima ontwikkeling. Maar dat je een grens over moet wil je groeien, is ook een gegeven. Laten we dat ook niet vergeten. Je mag best wat moeite mogen doen, voor die wortel. Dan smaakt ‘ie des te meer.


OP DE DANSACADEMIE

Hoe heb jij jouw tijd op de dansacademie ervaren? Voor vele studenten is dit niet enkel een mooie tijd. Soms komt pas jaren later het besef dat bepaalde ervaringen traumatisch waren. Om deze persoonlijke en kwetsbare verhalen te kunnen vertellen, lenen onze redacteuren hun pen en hum stem aan andere dansers en docenten. Zo wil Dansdocent.nu bijdragen aan de groeiende aandacht voor het fysieke, mentale én emotionele welzijn van dansers en van studenten op dansopleidingen. 

Wil jij ook jouw verhaal over de dansacademie delen en laten vertellen door ons? Neem dan contact met ons op!

Eefje Verbeke

Eefje Verbeke is redacteur van de rubriek ‘Op de dansacademie’. Met diploma’s in geschiedenis, internationale betrekkingen & diplomatie en sociale verpleegkunde op zak, zet ze zich in om impact te maken in de maatschappij van vandaag en morgen. Zodat iedereen zich veilig kan voelen én creatief mag en kan zijn. Momenteel werkt ze als beleidsmedewerker bij de provincie West-Vlaanderen en als somatic coach en hedendaags dansdocent bij haar onderneming weef.sel (embodied experiential facilitation) - én bij dansschool Danzas in Kortrijk. Ruim twintig jaar geeft ze al dansles bij diverse (semi)amateur dansscholen in West- en Oost-Vlaanderen. Ze stond ook enkele jaren als leerkracht in het secundair kunstonderwijs, afdeling woordkunst-drama.