De dansdocent als ongewenste therapeut

Foto van Unsplash.

OP DE DANSACADEMIE | Rosalie staat in de les bij een docent met een heel ander karakter. In zijn lessen gaat het over gevoel, emotie en beleving. Haar klasgenoten adoreren hem, maar zij vindt hem maar zweverig. Wanneer hij een persoonlijk gesprek met haar aangaat, koppelt hij haar nuchtere houding aan allerlei problemen die ze daarom zou ondervinden. Geschrokken van deze ongewenste therapeutische houding, durft ze pas voor zichzelf op te komen ná de examens. Dan heeft het in ieder geval geen invloed op haar cijfer…

Voor deze rubriek leent Simone Narraina haar pen en haar stem aan andere dansers. De verhalen zijn geanonimiseerd om de privacy van zowel de verteller als de personages zoveel mogelijk te waarborgen.

Hij ademt altijd zwaar, alsof hij een permanent verstopte neus heeft. Dat zwaar ademen kun je associëren met zwaarlijvige oude hijgende mannen, maar deze docent is daar haast het tegenovergestelde van Ik kijk naar hem terwijl hij de oefening uitlegt die we over de diagonaal moeten doen. Zijn lange haar zwiept met elke beweging. Zijn ledematen creëren prachtige vormen terwijl hij de combinatie voordoet. Zijn materiaal is altijd grotesk, alsof je de ruimte volledig moet verslinden met de bewegingen en je boven jezelf uit moet stijgen. Hij bezit dit vermogen met verve, het talent om altijd present te zijn en gezien te worden.

Ik denk dat alle goede dansers deze eigenschap bezitten. Het vermogen om iets uit te stralen, het publiek te raken. Sommigen zouden zeggen dat ze hun aura vergroten of letterlijk hun energie ver kunnen zenden. Voor wie dat te esoterisch vindt kun je het erop houden dat een opvallende danser zichzelf als middelpunt neer kan zetten, zonder dat het lijkt dat ze er moeite voor doen. Het is gewoon logisch dat er naar hen gekeken wordt, zij zíj́n het middelpunt. Maar er zit ook een keerzijde aan… In het geval van deze docent betekent het ook dat wanneer hij níét het middelpunt is, je het als leerling behoorlijk moeilijk kan krijgen in de dansles.

Dan zijn we zelf aan de beurt. Het is een pittige combinatie, niet alleen in lichamelijke coördinatie, maar ook in ruimtelijk inzicht. Onze benen lopen in verschillende richtingen naar voor, achter, opzij en weer terug afwisselend in plié en rélėvé. Onze bovenlijven en armen bewegen in tegengestelde richting, van hoog boven naar omlaag. Terwijl de muziek in onze oren dreunt roept hij met luide stem aanwijzingen, zoals dansdocenten dat doen: “1,2,3,4 pak-het-op-de-tel, arm-been-ra-ta-ta en re-leeeaase!” Uiteraard gepaard met de nodige commentaren: “Je bent te laat Felicia”, “Ga eens nadenken over deze combi Alex”, “Weer die ongestrekte benen, dit kan echt niet meer, Fleur!”

We hebben twee keer in de week les van deze docent en de meeste leerlingen zijn helemaal dol op hem. En dat snap ik best, want als je zijn les volgt stijgt je danstechniek naar een hoger niveau. Alleen… het gaat soms over in adoratie. Nee, sterker nog, ik vind ze soms bezeten. Dat zijn die studenten die gretig lachen om elk grapje en helemaal opgaan in zijn lesmateriaal. Er lijkt niets anders te bestaan dan de danslessen van deze docent. En ze lijken er geen probleem mee te hebben om in de mal te passen die hij heeft gemaakt en hun eigenheid te verliezen. Misschien ben ik er te nuchter voor, maar iets vind ik daar niet aan kloppen. 

Wanneer we de combinatie zowel links als rechts hebben gedaan, loopt hij met lange passen naar de muziekinstallatie en draait hij de muziek uit. Er valt een afwachtende stilte tussen de studenten, terwijl hij rustig zijn haar losknoopt voordat hij spreekt. “Wat we willen bereiken met deze oefening,” zegt hij, “is het uiten van gevoel!” Hij loopt naar het begin van de diagonaal en begint de passen te doorlopen. “Deze draai is niet alleen fysiek, je moet je er ook een gevoel bij voorstellen, dan pas komt het tot leven!” Hij beweegt door en neemt een grote pas naar achteren, gevolgd door een draai waarin hij zich klein maakt. Een tel later vouwen zijn armen zich gracieus en groots uit naar boven en volgt zijn been in een elegante ronde jambe en l’air. Als laatste volgt een draai van het hoofd en zijn losse haar zwiept precies goed mee. 

Hij stopt zijn beweging en vraagt dan aan ons: “Wat vertelt deze beweging je, wat wil je dat het vertelt?” Hij laat een stilte vallen en kijkt de leerlingen verwachtingsvol aan. “Nou?” Eén voor één beginnen mijn klasgenoten te vertellen wat ze ervaren, als hij ze aanwijst. Ik sta daar in de rij en mijn hart begint luid te bonzen. Ik vraag me af wat ik moet vertellen. Om me heen hoor ik de meest prachtige beschrijvende verhalen van vallende bladeren of verloren geliefden. Maar ik geloof er helemaal niets van! Ik geloof best dat dans dit kan doen, maar ik geloof niet dat elke leerling dit zojuist ook zo intens en poëtisch heeft beleefd. Als je het mij vraagt, zeggen ze het vooral om hem te pleasen. 

Het ergert me mateloos, dit politieke spelletje. Het gaat voor mij voorbij aan de reden dat ik hier ben. Ik wil een betere danser worden, ja. Maar ik wil geen tactische spelletjes spelen met ongeschreven regels om in dit wereldje succesvol te zijn. Dat je wordt beoordeeld op loyaliteit en ja-knikken want anders kun je het schudden. En ik wil al helemaal niet dat ik mijn eigenheid in moet wisselen om maar een goede beoordeling te krijgen. Niet bij hem, en ook niet bij andere docenten. Zelfs niet bij mijn vrienden. Ik wil gewaardeerd worden om wie ík ben. 

Dus wanneer zijn vinger en zijn verstopte neus mijn kant op wijzen weet ik niets anders te zeggen dan: “Uhm tja, ik zou het niet weten, ik doe daar niet zo aan, aan gevoel.” Ik bedoel het grappend, ik wil een beetje luchtigheid brengen in de wollige poëtische gevoelswereld waar ik persoonlijk een beetje onpasselijk van word. Maar dat had ik blijkbaar beter niet kunnen doen. Er valt een stilte. Alle ogen van de klas lijken me aan te staren, alsof ik een code heb gebroken. Dan herhaalt hij zijn woorden: “Je doet niet zo aan gevoelens?" Ik stamel een beetje, kijk naar de vloer en voel zijn priemende ogen. Zijn mond opent zich en dan zegt hij: “Ja, maarja, dan zul je toch nóóit goede relaties in je leven aan kunnen gaan?” Ik staar hem aan en weet niets te zeggen. Wanneer ik opzij kijk zie ik mijn vriendin Maaike, die stiekem glimlacht en een beetje met haar ogen draait. Zij heeft door hoe erg ik dit vind.

De rest van de les houd ik me afzijdig, in de hoop dat het allemaal gauw over zal gaan. Ik voel mijn voeten dreunen op de dansvloer en doe braaf wat er van me verwacht wordt, fysiek in ieder geval. Maar ondertussen stormt het in mijn hoofd. Hoezo escaleerde deze oefening over de diagonaal in het therapeutisch betrekken van mijn persoonlijke leven? Gefrustreerd hoop ik aan het einde van de les het klaslokaal gauw te ontsnappen. Maar zijn lange ledematen zijn sneller en voordat ik kan gaan vraagt hij of we even kunnen praten. Met een zwaar gevoel volg ik hem naar buiten. 

Hij kiest een plek waar niet zoveel studenten voorbij lopen. Het is een hoekje waar de fysio ’s avonds spreekuur houdt. Misschien is het zijn idee van het creëren van een privé moment, maar eerlijk gezegd krijg ik het er behoorlijk benauwd van. Ik voel me allesbehalve veilig bij deze man, op emotioneel gebied. Sowieso laat ik nooit het achterste van mijn tong zien en gevoelens delen doe ik alleen met één of twee beste vriendinnen. 

Hij neemt me met een bezorgde blik op. Dan ademt hij diep in, waardoor ik die neusademhaling weer zo goed hoor. “Rosalie…,” begint hij gewichtig. “Wat denk je eigenlijk op deze opleiding te doen als je niet durft te voelen?” Op de eerste plaats weet ik niets te zeggen omdat ik deze plotselinge vraag te persoonlijk vind. Alsof hij niet mijn docent is, maar mijn therapeut. Maar ik voel ook iets anders. Behalve dat ik vind dat hij zich er niet mee moet bemoeien, voel ik dat ik bevries. We staan hier achteraf, en niemand is getuige van dit gesprek. Dit voelt totaal oneerlijk. Onveilig. 

Helaas gebruikt hij mijn stilte als een uitnodiging om zijn gedachtestroom verder met me te delen. “Want wat denk je te bereiken als je je niet wilt openstellen? Wat denk je te bereiken met jouw houding?” Zijn priemende ogen proberen in me te graven, iets van kwetsbaarheid in me te vinden. Ik stamel iets als “Ik ben gewoon mezelf.” Waarna er een stormvloed aan woorden loskomt die spreken van inflexibiliteit, weinig baankansen en de schade van weinig voelen in mijn persoonlijke leven.

Bij elk woord dat hij uitspreekt, hoor ik telkens weer die neus die verstopt ademend zijn woorden vergezelt. Zijn hele gestalte neemt, ook al is er geen publiek, alle ruimte in. Mijn adem kruipt omhoog en mijn gedachten beginnen razendsnel te tollen. Ik besef me heel goed dat alles wat ik nu zou zeggen overkomt als een ‘excuusje’. Ik besef ook dat het hem weer is gelukt om in het middelpunt te staan, zelfs al zijn we nu met z’n tweeën. We zouden toch echt een stuk verder komen als hij met een open blik kan luisteren naar hoe dit voor mij is. Maar het lijkt meer om hem te gaan. Met dit heart-to-heart gesprekje zou híj́ me kunnen veranderen, misschien wel kunnen redden zelfs.

De spanning in mijn lichaam en mijn tollende gedachten maken me plots moe en duizelig. Terwijl hij blijft praten laat ik mezelf tegen de muur naar beneden zakken. Zijn woorden begin ik buiten te sluiten door me te concentreren op het stucwerk wat ik tegen mijn rug voel prikken. Gehurkt tegen de muur lukt het me om mijn ademhaling omlaag te sturen. Dan knipper ik met mijn ogen, neem ik een diepe zucht en zeg dan abrupt: “Ik ben nu niet in staat om mijn gedachten te ordenen. Ik ga ook niets meer zeggen nu. Kunnen we het er op een ander moment over hebben?” Even lijkt hij van zijn stuk gebracht. Maar dan herpakt hij zich gauw. Plots steekt hij amicaal zijn hand uit en aarzelend pak ik die aan. Met een stevige ruk sta ik weer op mijn benen. “Nou, dan ga ik je toch even een knuffel geven zodat alles weer goed is tussen ons”, zegt hij nog.

Beduusd neem ik zijn omhelzing in ontvangst. Ik hoor zijn neus voor een klein moment nu heel dichtbij, ik ruik zijn wasmiddel in zijn kleren en de shampoo van zijn iconische haar. Het zijn dingen van hem die ik helemaal niet van dichtbij mee wil maken. Dan laat hij me los en loopt hij weg. Volledig verdwaasd sta ik daar, in dat achterafje, op die plek waar hij me zojuist volledig ‘liefdevol’ de grond in heeft geboord met mijn zogenaamde onvermogen om niet zo veel te voelen. Wat is er zojuist gebeurd? Word ik nu van school gekickt? Heb ik de afgelopen drie jaar echt voor niks gewerkt? Gaat dit gesprekje invloed hebben op mijn cijfer? 

• • • • •

Ik zit te wachten in het kantoortje van het afdelingshoofd van mijn opleiding. Ik heb onlangs aangekaart wat er twee maanden geleden is gebeurd - maar niet voordat de examens voorbij waren. Ik ben daarna pas naar haar toe gegaan, uit angst dat ik zou worden beoordeeld wanneer ik me uit zou spreken over mijn docent. Het afdelingshoofd nam dit serieus en stelde voor om samen het gesprek met hem aan te gaan. Ook al maakt dat idee me gespannen, toch wil ik het graag oplossen. In mijn afstudeerjaar krijg ik ook weer veel met hem te maken…

Hemzelf heb ik sinds de examens niet meer gezien, wat me nu extra nerveus maakt. Terwijl ik daar zit, in die oncomfortabele kantoorstoelen, is mijn mond droog en zijn mijn handen klam. De deur van het kantoortje staat open en ik hoor van heel ver zijn passen deze kant op komen. Ik denk dat hij een wijde broek draagt, want naast zijn voetstappen hoor ik telkens ruwe stof langs elkaar schuren. Mijn hart klopt als ik het geluid dichterbij hoor komen; stap - shhrr - stap - shhrr - stap - shhrr.

De regelmaat in stappen stopt en zijn gedaante stapt binnen. Hij moet bijna bukken voor de deurpost, zo lang is hij. Ik zie dat ook hij nerveus is, al probeert hij dat te verbloemen met een hautaine houding. “Zo…” zegt hij terwijl hij naar ons toe loopt. Hij tilt zijn schoudertas over zijn strakke knot die hij voor de gelegenheid hoog op zijn hoofd heeft gezet. Dan neemt hij plaats in de kantoorstoel tegenover mij. 

“Samuel, Rosalie heeft me verteld wat er is gebeurd en het leek mij een goed idee om hierover samen te komen”, zegt het afdelingshoofd. Haar armbanden rinkelen als ze haar handen ineen slaat aan het einde van de zin. Ze heeft kort haar en draagt altijd een soort gewaden in het zwart. Zo’n outfit die je bij de meeste dansers op leeftijd ziet. Zelfs zonder zelf nog veel te dansen dragen ze alleen kleding die gemakkelijk meebeweegt. Ik voel me gezien door haar, ook al bewaart ze een bepaalde zakelijke afstandelijkheid. Ze kiest geen partij en ergens vind ik dat wel prettig. Ze laat een korte stilte vallen en wendt zich dan naar mij. “Rosalie, ik denk dat het handig is als jij begint.”

“Nou uhm, ja…” Ik denk aan het papiertje in mijn tas, waar ik alles op heb geschreven ter voorbereiding. Maar om het nu erbij te pakken lijkt me veel te knullig. Ik ga wat verzitten, vouw mijn zweterige handen samen en steek van wal. Dat zijn constatering over gevoel en geen relaties aan kunnen gaan veel te persoonlijk voor me was. Therapeutisch haast, dat vond ik misplaatst, sowieso in zijn rol als docent en zeker om dat zo tactloos in een groep aan te kaarten. Of hij wel beseft dat hij in een machtspositie zit en dat ik dit soort informatie niet wil delen met iemand die me beoordeelt. Dat ik heb gewacht met dit gesprek tot ná de examens, omdat ik anders bang was dat het invloed had op mijn examencijfer.

Hoe meer ik vertel, hoe krachtiger ik mezelf voel. Het voelt goed om op gelijke voet te kunnen communiceren. Weg uit de dansstudio waar de rolverdeling zo duidelijk aanwezig is. En ook niet in zo’n gek achterafje op de gang zoals toen, maar nu met iemand erbij als getuige van dit gesprek. Het krachtige gevoel brengt me dichter bij mezelf, ook al merk ik dat mijn woorden weinig indruk op hem maken. “Natuurlijk sta ik niet in een machtspositie”, zegt hij met een glimlach die warm en innemend bedoeld is. “Ik probeer geen therapeut te zijn, maar ik probeer je wel te helpen.” En dat hij mij negatief zou beoordelen als ik dit eerder had aangekaart, ontkent hij even hard. “Natuurlijk had ik je daarop niet beoordeeld!” Zo pingpongen we wat heen en weer, zijn ervaring tegenover mijn ervaring. 

Ik vertrek uit het gesprek, tevreden met mezelf. Ik heb gezegd wat ik wil zeggen en ik ben voor mezelf opgestaan. Daar ben ik trots op! Maar het zou bevredigender zijn geweest als de docent verantwoordelijkheid en zelfreflectie had getoond over zijn persoonlijke aanval op mij. Wat ik terugkreeg was toch voornamelijk ontkenning over wat zijn acties bij mij teweeg hebben gebracht. Geen empathie en ook geen excuses. Doordat hij geen begrip heeft getoond, voel ik frustratie. Ergens voelt het oneerlijk. Ik heb mezelf wel kunnen redden, maar wat als dit een leerling treft die niet zo mondig is als ik? Het grotere probleem is niet aangepakt. 

In het schooljaar daarna werken we om elkaar heen. Ik merk dat hij voorzichtig is naar mij. Hij geeft weinig feedback en het valt me op dat hij andere leerlingen nog soms corrigeert met aanraking, maar bij mij doet hij dat nooit. Deze afstandelijkheid maakt het verdraaglijk om in zijn lessen te staan. We tolereren elkaar, maar meer dan dat is het niet. Ik begrijp ook wel dat zijn en mijn persoonlijkheid ver uit elkaar liggen en dat dit wrijving met zich meebrengt. Maar omdat ik het gesprek ben aangegaan, zal ik in ieder geval niet op die wrijving worden afgestraft in mijn verdere loopbaan op deze school.

Als je het mij vraagt, moeten docenten gaan erkennen dat ze in een machtspositie zitten. Misschien hebben ze daar zelf een ander beeld van… Sommige docenten vertellen haast trots dat zij nog werden geslagen met een stok in de balletles. Zo van, ‘toen was het allemaal veel erger’. Of ze vertellen over gewogen worden in de les, dat ze moesten doordansen met bloedende tenen, dat ze werden uitgescholden en soms nog erger. Ik denk dat deze herinneringen hun beeld van ‘machthebber’ hebben vertroebeld en ze niet zien wat ze zelf daarvan nog meedragen in de lessen van nu. Natuurlijk zijn ze niet die grote boeman met de stok en de weegschaal, maar ze hebben nog steeds een machtspositie.

Misschien was deze docent daarom zo defensief en weinig empathisch in het gesprek met de afdelingsleider erbij. Dat weet ik niet. Maar als dat zo is, dan kan ik het wel plaatsen. Als je een angstcultuur zoals vroeger fysiek, emotioneel en mentaal mee hebt gemaakt, dan is het misschien moeilijk voor te stellen dat het ook anders kan. Namelijk: een leerling zoals ik begeleiden op de kwaliteiten die ik wél heb, in plaats van me om te vormen tot iemand die ik helemaal niet ben of wil zijn. En een veilige leeromgeving creëren, zonder een leerling ooit te laten voelen dat ze pas hun ervaring mogen delen na het moment van beoordeling. 

Door naar het afdelingshoofd te stappen heb ik misschien niet het systeem in één keer kunnen veranderen. Maar ik ben wel onderdeel van een nieuwe generatie dansers, die dit bewustzijn kunnen toepassen als toekomstig docent, choreograaf of uitvoerend danser. En daar ga ik voor! 


OP DE DANSACADEMIE

Hoe heb jij jouw tijd op de dansacademie ervaren? Voor vele studenten is dit niet enkel een mooie tijd. Soms komt pas jaren later het besef dat bepaalde ervaringen traumatisch waren. Om deze persoonlijke en kwetsbare verhalen te kunnen vertellen, leent Simone Narraina haar pen en haar stem aan andere dansers en docenten. Zo wil Dansers.nu bijdragen aan de groeiende aandacht voor het fysieke, mentale én emotionele welzijn van dansers en studenten op dansopleidingen. 

Wil jij ook jouw verhaal over de dansacademie delen en laten vertellen door Simone? Neem dan contact met ons op!

Simone Narraina

Simone Narraina is redacteur van de rubriek ‘Op de dansacademie’. Ze studeerde in 2012 af aan de bachelor Choreografie van de Fontys Dansacademie. Haar makerschap vindt zijn weg in verschillende vormen: ze maakt niet alleen choreografieën, maar schrijft ook korte verhalen. Sinds 2020 legt ze zich toe op individuele sessies lichaamswerk en werkt ze aan haar carrière als therapeut. Voor de rubriek ‘Op de dansacademie’ verzamelt ze verhalen van dansers en dansdocenten over hun studententijd. Daarmee wil ze de schaduwkant van de academische cultuur bespreekbaar maken, in de hoop een veilige leeromgeving te creëren voor toekomstige jonge dansers.