De grillige choreograaf

Foto van Unsplash

OP DE DANSACADEMIE | Hoeveel heb jij er voor over om danseres te worden? Zou jij werken voor een choreograaf met een discutabele reputatie? En zou je het dan zelfs nog doen voor een bedrag ver onder het minimumloon? Zou je het doen als je zes dagen in de week moest repeteren en inwonend was bij de choreograaf? De danseres in dit verhaal waagde de sprong en haar familie en vrienden vonden het niet eens zo’n rare situatie. Dat het eigenlijk een bizarre tijd was, besefte ze pas jaren later. 

​Voor deze rubriek leent Simone Narraina haar pen en haar stem aan andere dansers. De verhalen zijn geanonimiseerd om de privacy van zowel de verteller als de personages zoveel mogelijk te waarborgen.

We zijn al een paar weken bezig met repeteren. Zoals elke dag stap ik de studio binnen, een oude zaal die ruikt naar stof en schimmel. Naar het vinyl van de vloer en een vage zweetlucht. De andere twee dansers, Marilou en Tim, zijn er al. Ze liggen ontspannen op de vloer en doen hun opwarming. Ze zijn veel ouder dan ik, zo rond de 35. Ze hebben gedanst bij prestigieuze gezelschappen en zijn sterk klassiek geschoold. Ik kijk enorm naar ze op. Ik ben 19 en nog maar net afgestudeerd van een hbo-dansopleiding. Een jonkie, noemen ze me hier. Wat ook wel klopt… denk ik? 

Het is 2009 en de economische crisis zorgt voor hevige bezuinigingen in de cultuursector. Dat ik überhaupt werk heb is een wonder. En de manier waarop! De choreograaf voor wie ik nu werk zag me in een voorstelling van school en wilde daarna met me werken. Ik hoefde dus geeneens auditie te doen. Nee… Ik werd uitgekozen! 

Ik wil hier zijn, in deze muffe zaal net over de grens van Nederland. Ik heb werk! Als danseres! Zelfs als dat is in dít gezelschap, waar ik eigenlijk geen aansluiting heb met de andere dansers of de choreograaf. Ik heb niet het idee dat ik iets anders met mijn leven kan doen dan danseres zijn. Vanaf mijn 9e krijg ik al academisch dansonderwijs en mijn middelbare school was verweven met mijn dansopleiding. Ik heb nooit gedacht aan een andere carrière dan deze. Het lijkt het enige te zijn wat ik kan.

De choreograaf en zijn vrouw arriveren vandaag later dan gebruikelijk in de zaal. Het gezicht van de choreograaf is verwrongen in een grimas en hij loopt met harde passen de zaal in. Zijn vrouw lijkt flinterdun te zijn geworden, alsof ze er niet meer is. Stilletjes installeert zij zich op het bankje tegen de spiegel. Er is een grote afstand voelbaar tussen hen. Er wordt niet gesproken maar hun lichamen dragen een geforceerdheid en een spanning. Ik denk dat ze weer een heftige discussie gehad hebben. Dat belooft wat voor vandaag…“Allright dancers,” zo begint hij altijd. Het is onze que om onze persoonlijke warming-ups te staken en ons weer dienstig op te stellen. “Ik ben vreselijk teleurgesteld”, begint hij te vertellen. “Jullie geven me niets, ik ben totaal niet geïnspireerd. Ik wil het stuk in zijn geheel doorlopen en ik wil emotie zien. Jullie moeten iets met me doen.” We nemen gehoorzaam onze positie in en starten de choreografie vanaf het begin. Maar al na enkele minuten schudt hij zijn hoofd, stopt hij met kijken en loopt hij ijselijk kalm naar de muziekinstallatie. 

Klik. 

Uit.

Doodse stilte. 

Dan draait hij zich langzaam naar ons om. Het is een grote man, zowel in gestalte als in aanwezigheid. Je kunt niet om hem heen. Zijn gezicht staat op onweer en vertoont diepe groeven, alsof hij een karakter is uit de poppenkast van Jan Klaas. Het werkt vast goed op het toneel, maar in het echt heeft het iets afschrikwekkends. En het ergste is, dat wanneer hij zo woedend is als nu, hij zo vreselijk kalm blijft. 

“Jij”, hij went zich tot Marilou. “Ben je er wel bij vandaag? Wat is er aan de hand?” Marilou, draait geërgerd met haar ogen. Zij heeft bijna dagelijks discussies met de choreograaf en gaat dan vaak huilen. Ik maak me op voor de eerste ruzie van de dag en probeer mezelf een beetje onzichtbaar te maken. 

Als jongste danser van het gezelschap voelt het voor mij toch een beetje alsof je ouders ruzie hebben - en daar wil je zo goed mogelijk buiten blijven. En je lach onderdrukken, want ongemakkelijk is het ook. Steun hoef ik bij Tim trouwens niet te zoeken, die negeert me nog liever dan een gesprek met me aan te gaan. Omdat ik zo jong ben vind hij dat ik nergens vanaf weet. Laatst nog, ik vroeg hem iets over de volgorde van de passen en toen draaide hij gewoon zijn hoofd weg! Alsof ik niet bestond!

“Lena!” Oeps… Ik schrik op en merk dat de choreograaf zijn pijlen op mij heeft gericht. “Godmiljard!”, komt er uit zijn mond. Ik onderdruk een giechel, Vlaamse scheldwoorden zijn eigenlijk zo grappig als Nederlander, en de spanning is om te snijden. “Kun je alsjeblieft eens een keer niet zo dromen en doen wat ik je vraag? Onthouden wat je is aangeleerd? Mijn god, wat ben je ambetant. Absoluut waardeloos!”. Ik laat zijn tirade over me heen komen en probeer daarna zo goed en onaangedaan mogelijk te doen wat hij zegt.

Drie kwartier later is er niets meer aan de hand en prijst hij ons de hemel in. Had ik daarvoor geen talent, heb ik dat nu wel. Spelen we precies in op hoe het hoort en zijn we een perfect team. Zo gaat dat de hele dag door, het is een repetitie zoals altijd. Zijn vrouw zegt alleen het hoognodige, Marilou huilt en maakt ruzie, Tim komt scherp uit de hoek en duwt terug. En ik? Ik wacht telkens tot het weer voorbij is. Zo gaat het van maandag tot zaterdag, van 10 uur ‘s ochtends tot 10 uur ‘s avonds. Al twee maanden lang. 

Wanneer de repetitie voorbij is, vertrekken we naar huis. Omdat het crisis is en we niet zeker weten of de voorstelling gaat verkopen, woon ik bij de choreograaf in huis. Bovendien verdien ik voor drie maanden werk slechts 1500 euro. Het is dus alleen maar praktisch dat ik hier onderdak heb voor de tijd dat we repeteren. Zodat ik niet in deze vreemde stad een appartement zou moeten betalen. Maar dat betekent ook dat de choreograaf en zijn vrouw bepalen wanneer we naar werk gaan en wanneer we weer vertrekken. Ze bepalen ook wat voor boodschappen er zijn en dus wat ik eet. 

‘s Avonds trekt de choreograaf zich terug in de ene kamer en zijn vrouw in de andere. Zijn grimmigheid en de vreemde dynamiek tussen het stel wordt weerspiegeld in de staat van het huis. Ik denk dat ze het nog gaan verbouwen ofzo, want sommigen wanden liggen open en de badkamer en keuken zijn compleet verouderd. Je weet wel, met van die bruine tegeltjes uit de jaren tachtig. Gelukkig heb ik wel een eigen slaapkamer. Na de lange repetities plof ik op bed en wil ik niks meer doen, alleen maar slapen. 

Wanneer ik op zondag thuiskom en mijn verhalen deel met mijn moeder haalt ze haar schouders op. Samen lachen we er een beetje om, die artistieke types ook. Natuurlijk is het allemaal een beetje gek, maar uitzonderlijk is het niet. Mijn moeder is ook danseres geweest en in haar tijd kreeg ze schoenen naar haar hoofd gegooid als ze het fout deed. Ook kreeg ze les van een docent die op elk uur van de dag uit een heupfles jenever nipte. Bij mij is het dus ‘zo erg nog niet’. 

Het was ook zo erg nog niet toen ik werd gepest door klasgenoten op de dansacademie. Het was ook zo erg nog niet toen ik als minderjarige topless in een voorstelling verscheen. Het was ook zo erg nog niet toen ik tijdens een voorstelling backstage verwond raakte en ik met een bloedende hoofdwond door danste.

The show must go on. 

• • • • •

Vijf jaar later piepen de rubberen banden van mijn rolstoel over de linoleum vloer. Het is een onaangenaam medisch geluid die de stilte doorbreekt als ik de ruimte inrol van de kliniek gespecialiseerd in psychosomatiek. In de grote zaal wacht mijn danstherapeut op me, Suzanne, een lieve vrouw met engelengeduld. Zij snapt dat ik niet kan praten, dat mijn lichaam het moet vertellen. 

Ik ben bezig met een intens revalidatietraject om mijn lichaam weer in beweging te krijgen. Door mijn aangeleerde grenzeloosheid ben ik beland in een hevige burn-out. Ik ben er niet mee gestopt, maar mijn lichaam wel. Die doet niets meer, heeft besloten dat het genoeg is geweest. Kun je het voorstellen, een danseres, onbeweeglijk in een rolstoel? Praten doe ik ook niet meer. Ik weet nog wel hoe het moet, maar het lijkt alsof ik het juiste knopje niet meer kan vinden. Ze hebben mij gediagnostiseerd met een conversiestoornis. Hierbij gaat er iets mis met de signalen die de hersenen doorgeven naar het lichaam. 

Nee, het is niet alleen de dansacademie die dit heeft veroorzaakt. Ik heb aan niemand verteld dat ik op 12-jarige leeftijd een traumatische ervaring heb meegemaakt, waardoor ik al een leven lang rondloop met een posttraumatisch stresssyndroom. Niet aan mijn ouders, niet aan mijn vrienden en ook niet aan mijn dansdocenten. 

Misschien vraag je je net als ik af: hoe koppel je een jonge puber los van haar gevoel en haar lijf? Hoe creëer je een ruimte waar gevoel er niet mag zijn en waar je niet wordt geleerd om op te komen voor jezelf, maar om te volgen? Hoe maak je van een mens een machine? 

Ik ben tot de conclusie gekomen dat de formule eigenlijk heel simpel is. Het komt erop neer dat je jong moet beginnen met het inprenten van de overtuiging dat stoppen geen optie is. Prijs geen plezier en spel, maar prijs prestatie. Leer de kinderen dat het niet gaat om leuk, maar dat je pas trots op jezelf mag zijn als je iets hebt bereikt. Omdat je jezelf hebt gepushed en over je grenzen bent gegaan. 

Leer ze ook dat het ‘maar kinderen’ zijn, die niets weten en alles nog moeten leren. Dat er altijd iemand boven hen staat. Ontneem hen de mogelijkheid om iets te zeggen, wanneer hen iets niet aanstaat. Nee, je mag geen kind zijn, je moet een professional zijn. Ook als je nog maar 9 jaar oud bent. En ‘professioneel zijn’ betekent dat er altijd makkelijk met je te werken is, als een pionnetje met uitstekende mechanische lichamelijke kwaliteiten. 

Zo maak je een volwassene die niets durft te zeggen. Die niets voelt. Die alles registreert als normaal, omdat de schuld wel bij henzelf zal liggen. Zo maak je iemand die alles bij zichzelf zoekt en nooit eens wijst naar een ander, om de omgeving om haar heen ten allen tijden te pleasen.

• • • • •

Door danstherapie kom ik uiteindelijk weer in contact met mijn lijf. Het belangrijkste wat ik daar leerde was lichaamssignalen en gevoelens herkennen en grenzen leren stellen. Bijvoorbeeld wat pijn is en ongemak en dat ik gewoon mag rusten. Het hele revalidatieproces heeft twee jaar geduurd en vijf jaar na mijn opname ben ik nog steeds in herstel. Helemaal beter word ik nooit, maar ik ben wel uitbehandeld. Binnenkort ga ik zelfs weer aan het werk. Maar nooit meer in de danswereld. Dat wil ik niet meer. 


OP DE DANSACADEMIE

Hoe heb jij jouw tijd op de dansacademie ervaren? Voor vele studenten is dit niet enkel een mooie tijd. Soms komt pas jaren later het besef dat bepaalde ervaringen traumatisch waren. Om deze persoonlijke en kwetsbare verhalen te kunnen vertellen, leent Simone Narraina haar pen en haar stem aan andere dansers en docenten. Zo wil Dansdocent.nu bijdragen aan de groeiende aandacht voor het fysieke, mentale én emotionele welzijn van dansers en studenten op dansopleidingen. 

Wil jij ook jouw verhaal over de dansacademie delen en laten vertellen door Simone? Neem dan contact met ons op!

Simone Narraina

Simone Narraina is redacteur van de rubriek ‘Op de dansacademie’. Ze studeerde in 2012 af aan de bachelor Choreografie van de Fontys Dansacademie. Haar makerschap vindt zijn weg in verschillende vormen: ze maakt niet alleen choreografieën, maar schrijft ook korte verhalen. Sinds 2020 legt ze zich toe op individuele sessies lichaamswerk en werkt ze aan haar carrière als therapeut. Voor de rubriek ‘Op de dansacademie’ verzamelt ze verhalen van dansers en dansdocenten over hun studententijd. Daarmee wil ze de schaduwkant van de academische cultuur bespreekbaar maken, in de hoop een veilige leeromgeving te creëren voor toekomstige jonge dansers.