Sophie van Heesewijk: “Kinderen kunnen veel hebben aan het uiten van gevoel zonder woorden.”

Sophie van Heesewijk (32 jaar) is hoofd educatie bij SALLY Dansgezelschap Maastricht. Ze is verantwoordelijk voor de oprichting van de educatie afdeling (in 2016) en het creëren en uitvoeren van diverse projecten, Met hun activiteiten willen ze kind…

Sophie van Heesewijk (32 jaar) is hoofd educatie bij SALLY Dansgezelschap Maastricht. Ze is verantwoordelijk voor de oprichting van de educatie afdeling (in 2016) en het creëren en uitvoeren van diverse projecten, Met hun activiteiten willen ze kinderen al vroeg stimuleren om op zoek te gaan naar hun eigen antwoorden in maatschappelijke thema's en hier respectvol met elkaar over te communiceren. Sophie studeerde Docent Dans bij Fontys en behaalde een master in Kunsteducatie bij Codarts. Fotograaf: Laurens Bouvrie.

TRENDS & CURRICULUM | SALLY Dansgezelschap Maastricht is een jong dansgezelschap met een bijzondere educatieafdeling. Sophie van Heesewijk, hoofd educatie, brengt met veel enthousiasme dans naar de jeugd. Redacteur Lynn Kosakoy ging met haar in gesprek over de visie van SALLY: waarom de nadruk binnen danseducatie meer op dansexpressie zou moeten liggen, en hoe dialoog in en over dans wordt gecreëerd. Nieuwsgierig? Luister de podcast voor meer SALLY! Of lees de samenvatting van het interview.

Reflectie: Van ‘respectvol communiceren’ naar dialoog en samenwerking 

Interactie en dialoog staan hoog in het vaandel bij SALLY Dansgezelschap Maastricht. Meerdere keren wordt het in ons gesprek genoemd. Interactie met de jeugd maakt ook waarom Sophie van Heesewijk zo graag voor dit dansgezelschap werkt: “Eigenlijk krijg je gewoon terwijl die voorstelling bezig is constant feedback op datgene wat er gebeurt.” Dat vind ze fantastisch - en ik net zo goed!

Maar hoe ziet die feedback er dan uit? vroeg ik mij af. Sophie omschrijft het als ‘direct meepraten’. Kinderen lachen wanneer er iets grappigs gebeurt of zijn intens verdrietig bij een emotionele dansscène. In mijn eigen onderzoek naar dansant burgerschap kwam ik die directe vorm van reageren ook tegen als ‘kinesthetisch invoelen’. Dit is een proces van betrokkenheid waarbij de toeschouwer zich als het ware spiegelt aan de danser, maar in afgezwakte vorm. 

Bijvoorbeeld wanneer een danser draait, kun je in je lichaam een reflex om te draaien voelen. Die uitgelokte reactie wordt deels tegengehouden. In plaats van dat je draait ervaar je misschien dat je als reactie op de draai je adem inhoudt. Kinderen gaan als reactie meepraten. Zie het als een reflexmatige (fysieke) reactie op dat wat er voor je neus afspeelt (Wildschut, 2003). 

Ik vind het persoonlijk mooi hoe Sophie het omschrijft als een vorm van feedback, omdat ik het kinesthetisch invoelen niet per se zag als manier van feedback geven. Nu zie ik dat kinesthetisch invoelen ook als een hele gelijkwaardige manier van interactie, omdat het simpelweg gebeurt. Het is een vorm van dialoog waarbij de zender zich niet boven de ontvanger plaatst, of andersom. 

Samengevat is dat “respectvol communiceren”. In een voorinterview en in de podcast kwam deze term ter sprake. Die term greep me! Met respect naar elkaar luisteren en met elkaar spreken zorgt voor communicatie op eenzelfde niveau. Ongeacht je rol, culturele afkomst, leerniveau, leeftijd of zelfs plek in de maatschappij. Hoe kan dans helpen om bij dat ‘respectvol communiceren’ te komen?  

Danstechnische vaardigheden helpen daar volgens Sophie in elk geval niet bij. Dansexpressie daarentegen wel. Het kan helpen bij het vertalen van gedachten, gevoelens en emoties naar het fysiek bewegende lichaam. Dans doet dat zonder woorden en dat kan binnen deze talige maatschappij best wel eens prettig zijn. “Op het moment dat je het fysiek maakt, geef je kinderen opnieuw de kans om zich te uiten en dan hebben ze weer extra tools om uitdrukking te geven aan datgene wat ze voelen, ervaren, meemaken,” zegt Sophie. 

Dans laat naar mijn mening een eerlijke en fysieke interactie ontstaan, wat vervolgens kan leiden tot een nieuwsgierig en gelijkwaardig dialoog. Inspelen op die interactie en dialoog is wat SALLY zo goed kan naar mijn idee.

Hierdoor weet SALLY met danseducatie kloven te overbruggen. Sophie geeft ook aan dat ze leerlingen liever aanspreekt op talenten in plaats van afrekent op niveau. Dus niet zoals dat gaande is bij de indeling van bijvoorbeeld mavo, havo en vwo in het voortgezet onderwijs. Door met dans de interactie op te zoeken en de dialoog aan te gaan, vallen die niveaus weg en staat iedereen op gelijke grond. En niet aan de ene of de andere kant van de kloof. Zo ontstaat er ruimte om samen te werken, weet Sophie uit ervaring. 

Die samenwerking op microniveau, mag van Sophie ook wel meer op macroniveau. In mijn nagesprek benadrukt zij nog maar eens dat er tussen dansers, dansdocenten, dansopleidingen en dansgezelschappen meer mag worden samengewerkt. Maar ook, bijvoorbeeld, dat een intensievere samenwerking met pabo’s wenselijk is. Een dansdocent kan veel leren van een basisschoolleerkracht en andersom kan de leerkracht ‘bewegend leren’ leren gebruiken! 

En wat dacht je van een vak op opleidingen Docent Dans specifiek gericht op danseducatie bij dansgezelschappen? Hoe geef je die danseducatie vorm zodat het aansluit bij de educatieve doelen van het dansgezelschap? Hoe ga je te werk en hoe houd je dans als ‘dans’ zonder dat het een “praatje plaatje” wordt?

Hopelijk kan respectvol communiceren vaker hét uitgangspunt zijn voor danseducatie. (Luister naar de podcast om te ontdekken hoe!) Laten we in elk geval de dialoog nog meer opengooien zodat we elkaar in de danswereld én maatschappij gaan vinden!

Lynn Kosakoy.

Interview met Sophie van Heesewijk

Hoe heeft SALLY zich ontwikkeld tot het dansgezelschap dat het nu is? 

“[Project] SALLY is in 2006 opgericht door Stefan Ernst, Ronald Wintjens en Caroline Ribbers. In 2012, rondom de subsidies en bezuinigingen vooral, is er een beslissing gevallen van gaan we wel of niet door. En op uitnodiging van de provincie Limburg zijn we naar het Zuiden vertrokken. En daar hebben we toen ook een vaste studio gekregen en kantoor en toen werd het allemaal steeds een beetje groter.”

“Project Sally heeft heel lang als collectief gewerkt. Ronald zat nog in Groningen en Stefan in Amsterdam. Caroline hier in deze regio (Tilburg, red.). Dus er was geen vaste plek, het was echt projectmatig. Dus we gingen van Groningen naar allerlei steden waar ik nog nooit van had gehoord. . . . En sinds 2013 zitten we pas in Maastricht. . . . We hebben toen nog een tijdje Project Sally geheten, totdat het zo groot werd dat het projectmatige de lading niet meer dekte. Dus we zijn nu een jaar of drie, vier SALLY Dansgezelschap Maastricht.”

En wat is jouw aandeel in SALLY?

“Zij (Stefan, Ronald en Caroline, red.) waren voorheen maker, danser en bogen zich ook over de educatieve diensten van het collectief. En in 2012 kwam daar een nieuw project bij, dat heette Dansparels, waarmee we langs scholen gingen. Dat was eigenlijk een van de eerste projecten waarin ik ook in het opzetten ben mee gaan denken. Dat heeft toen vier jaar lang gedraaid en dat regelde ik tussen de bedrijven door. En tijdens een van die tours gaf ik aan dat ik nog wilde studeren. Toen hebben Ronald en Stefan gevraagd ‘Zou je niet de Master Kunsteducatie willen doen, want we willen eigenlijk een educatieafdeling oprichten bij ons en dat zouden we wel aan jou willen overlaten.’ Dus naar aanleiding van hun vraag ben ik de opleiding gaan doen. Toen ik klaar was [met studeren] konden we gaan bouwen.”

“[Mijn taak] is het ontwikkelen van educatieve programma’s. Dus als de voorstelling van het gezelschap ergens speelt is er altijd een educatief programma bij . . . aan de hand van workshops direct op het podium. Maar er zijn ook lesbrieven voor het onderwijs. Als er voorstellingen zijn, zijn er gastvrouwen aanwezig vanuit educatie die vragen kunnen beantwoorden. Dansparels is een project dat helemaal vanuit educatie ontstaan is en dan zit daar ook de productiekant onder. Meedenken over hoe die choreografie er dan uitziet, wat er werkt voor die doelgroep. . . . Het spreken op conferenties over de kennis en ervaring die we nu hebben. Het aantrekken van stagiaires van bacheloropleidingen. Heel divers. En dat is ook het leuke.” 

Wat is de missie en/of visie waarmee jij of jullie binnen SALLY danseducatie willen vormgeven? 

“Dat dans de wereld een stukje mooier maakt en dat je daarbij begint bij jeugd.” 

“De missie zit voornamelijk op jeugd en jongeren, omdat we heel graag een creatief zaadje willen planten zodat we het publiek voor de toekomst kunnen gaan maken. En misschien een idealistisch beeld, maar we geloven dat door dans op zo’n jonge leeftijd aan te bieden we daarmee een wat mooiere wereld kunnen creëren. Dat begint dan jong en als je dat dan kan laten opvolgen tot, weet ik veel, 102, dan zou dat natuurlijk super zijn. Als je op die manier in iemands leven een rode draad kunt maken.”

“Wat we bijvoorbeeld binnen onze projecten heel belangrijk vinden is dat mensen zich laten verwonderen door wat ze zien. Dus dat er ruimte is om je eigen ideeën daaraan te geven . . . We willen ook heel erg de dialoog aangaan tussen maker en publiek, maar ook tussen publiek onderling. . . . [Bijvoorbeeld] met schoolprojecten kan je te maken krijgen met verschillende meningen. Dus wij kijken allebei naar hetzelfde stuk, maar we kunnen daar iets heel anders in zien, omdat jij met een heel andere gemoedstoestand er naar kijkt dan ik. En juist daar dialoog over voeren is wel heel erg interessant en dat je ook leert dat er verschillende opinies zijn op basis van dezelfde informatiebron. Als je dat doorvertaalt naar de maatschappij dan denken we dat we daar wel een belangrijke rol in kunnen spelen.”

“We laten heel veel ruimte, het (door de dansers uitgevoerde dansmateriaal, red.) is vrij abstract. . . . We gaan niet het niveau van de dansers downsizen omdat we met kinderen te maken hebben, want daarmee doen we ons publiek tekort. Die kunnen heel goed kijken en daar een idee over vormen, zeg maar. Wat zie ik of wat denk ik dat ik zie. En als ze het niet weten helpen we ze door daar zelf over te dansen om er betekenis aan te kunnen geven.”

Interactie en dialoog zijn belangrijk binnen SALLY. Wat is hier volgens jou zo mooi aan? En hoe komen interactie en dialoog terug in de danseducatie die jullie aanbieden aan het onderwijs? 

“Wat ik het tofste vind aan het werken voor een gezelschap dat zich richt op jeugd is ons publiek. Want op het moment dat we een voorstelling spelen, krijg je direct reactie en dat is fantastisch. . . . Kinderen gaan meepraten, ze komen niet meer bij van het lachen of zijn intens verdrietig omdat er iets in de scène gebeurd. Die echte emoties die uiten ze direct en dat is gewoon heel tof om te zien.”

“[Interactie en dialoog komen terug] door de drie pijlers van kunsteducatie te hanteren. Dus je hebt het receptieve, het reflectieve en het actieve. Hiermee willen we zoveel mogelijk mensen de mogelijkheid geven om deel te nemen aan datgene waar we naartoe werken. Dus we kijken ergens naar, dat is het receptieve. We zien allebei hetzelfde, maar in hoe we het beleven is het heel anders. Daar kunnen we verbaal met elkaar over praten, maar we kunnen dat ook in dansacties omzetten en de vertaling maken van datgene wat in je hoofd zit naar het lijf.” 

“Sommigen (leerlingen, red.) zijn juist heel fysiek ingesteld. Eerst ervaren en dan pas komt in dat hoofd de oh wacht eens daar ging het over. Of ten minste, ik denk dat het daar over ging. Dat je dat dan kunt gaan aftasten, dat onderzoek voor jezelf kunt gaan doen als deelnemer en dat ook polst bij anderen. . . . Dat je op die manier ziet dat de inspiratiebron hetzelfde is geweest, maar de uitwerking daarvan heel erg anders is. Als je dat vertaalt naar andere onderwerpen in de maatschappij, dan denk ik dat je iets heel moois kunt betekenen.”

“Dat (het laten plaatsvinden van de dialoog tussen deelnemers, red.) doen de educatie mensen van SALLY. Al onze dansdocenten hebben dat ze pedagogisch heel sterk zijn, dat ze de artistieke vertaling kunnen maken en dat ze dus binnen no time een hele veilige setting kunnen creëren waardoor dat gesprek zowel fysiek als verbaal aangegaan durft te worden.”

Jullie project ‘Dansje Taal’ is tot stand gekomen vanuit het idee om taalonderwijs aan te bieden in de vorm van bewegend leren. Hoe is het project ontstaan en wat houdt het in? 

“We zitten in Maastricht, dus we hebben ook met Frans- en Duitstalige scholen te maken die projecten afnemen. Er kwam een school die zei ‘Ja, onze kinderen, die gaan na de basisschool soms over de grens naar het voortgezet onderwijs, maar lopen dan gelijk tegen een taalachterstand aan. Dus we willen daar al vroegschools mee beginnen, maar op een andere manier dan we gewend zijn. Anders zitten ze weer zo lang achter een tafeltje.’ En toen heeft Ronald Wintjens aangegeven dat dat met dans kan. We zijn toen ingesprongen op vragen van een school en dat heeft zich uitgemond in een gigantisch pakket voor vier verschillende talen. Engels, Frans, Duits en Nederlands.”

“We werken vooral aan woordbegrip binnen de echt vreemde talen. . . . Met de Nederlandse taal merkten we al vrij snel dat spelling en grammatica natuurlijk ook nog wel een dingetje is. Dus we hebben . . . juist voor die twee onderdelen een pakket gemaakt voor het basisonderwijs. Om kinderen door dans een steuntje in de rug te geven.” 

Welke gebeurtenissen en verschuivingen zien jullie bij SALLY binnen het onderwijs? Of welke zou je graag nog willen zien?

“[Aan de doelen van SLO] zitten vrij weinig kwaliteitseisen. . . . [Maar] als gezelschap weet je wat je kunt bieden, wat voor meerwaarde [dans heeft]. Dat is niet te vangen in de drie kerndoelen die er staan. Dus we benoemen ze wel zodat een school ook weet van ze gaan actief aan de slag, ze gaan kijken en ze gaan daarover een mening vormen. . . . Eigenlijk vind ik het soms nog wel mooier als we leerkrachten . . . met open mond naar z’n leerlingen ziet kijken. [We hebben] ook wel eens leerkrachten die geëmotioneerd raken door talent wat er in hun klas blijkt te zitten. Wat ze in andere vakken niet gezien hebben.”

“Ik moet zeggen het verandert wel positief, maar zo van ‘Jongens jullie moeten dansen ik weet het jullie vinden het niks aan, hou het ff een uurtje vol.’ En dat je dan vervolgens na tien minuten die leerkracht met open mond naar z’n leerlingen ziet kijken. Ook wel eens leerkrachten die geëmotioneerd raken door talent wat er in hun klas blijkt te zitten wat ze in andere vakken gezien hebben. Dan ga ik heel blij naar huis.”

“Bij ons in de regio in Roermond zit Agora (voortgezet onderwijs, red.). Dat is een heel ander onderwijssysteem en dat begint zich langzaam over Nederland te verspreiden. Kinderen zitten daar op leeftijd bij elkaar en niet op niveau. Dus degene die cognitief heel veel weet die kan iemand helpen die praktisch weer heel handig is en andersom. Zo werk je ook in de maatschappij met elkaar. . . . Ik zie dan meer respect bij dit soort groepen, omdat ze leren gebruik te maken van elkaars talenten en niet afrekenen op wat kan jij niet of waar heb jij moeite mee. En dat ze elkaar ook makkelijker om hulp durven vragen, omdat zij weten dit zijn jouw sterke kanten en wat zijn die van mij. Als je dan een creatief artistiek project met ze doet zie je dat die leerlingen zelfstandiger zijn. Dan kun je eigenlijk al heel veel stappen verder maken, dan waar je normaal gesproken al best wel drempels over. Eigenlijk ga je daar gelijk al aan voorbij.”

Wat zou jij dansdocenten, het danswerkveld of zelfs leerkrachten in het onderwijs graag nog willen meegeven over danseducatie, het onderwijs en de maatschappij?

“[Tegen dansopleidingen zou ik willen zeggen] ook echt intensief in te zetten op vmbo projecten en niet alleen maar op CKV of kunst algemeen havo/vwo. Dat je daardoor ook weer hele nieuwe skills voor jezelf als dansdocent kunt ontdekken. En dat je ziet dat de maatschappij daarin ook anders is. Want de meeste van die (vmbo, red.) leerlingen kom je ook weer tegen in je balletschool. Het is eigenlijk heel raar dat we in het amateurveld daar geen onderscheid in maken en zodra we het onderwijs in gaan neigen we allemaal naar havo/vwo. . . . Ik vind het heel mooi als we leerlingen niet afrekenen op niveau, maar [aanspreken] op talenten. Dan denk ik dat havo/vwo/vmbo, die stempel, niet helemaal nodig is. Als je kijkt naar een individu dan kun je daarop je pakket aanpassen.”

“Ga [dans] fysiek ondervinden, hoe spannend dat ook is. Want de meeste dingen die niet gebeuren heeft puur te maken met spanning. En ‘Ik ben geen danser, dus ik kan dat niet als leerkracht.’ Of ‘Ik weet niks van het onderwijs als dansdocent, dus laat maar zitten.’ Maar ik denk dat je daarin elkaars talenten heel goed kunt gebruiken.”

“Ik denk wat misschien nog wel mooi is, is om veel meer samen te werken vanuit de verschillende werkvelden die er zijn in de dans. Want het is soms een beetje geclusterd, ieder op hun eigen eilandje. Ook gewoon binnen dans zelf. Tuurlijk ga je wel eens met een dansschool naar een gezelschap om een mooie voorstelling te zien. Maar haal mensen ook eens binnen. Gezelschappen zijn open om mensen binnen te halen, kom kijken. Maar ook voor dansopleidingen, ga intensief met dansgezelschappen aan de slag. Want er ligt een supermooi werkveld voor de afgestudeerde dansers. Haal je inspiratie uit [de dansgezelschappen] maar ook andersom. Die hebben ook weer heel veel kennis die gezelschappen kunnen gebruiken. Zij hebben de doelgroep in de studio staan die wij willen aanspreken. Dus als we met elkaar nou eens zouden gaan samenwerken, ik denk dat dat heel mooi is.”

Waarom dans?

“Omdat je verder niks nodig hebt. Het is je eigen materiaal. Als je je eigen lijf niet kent, dat is een handicap. . . . Ik denk dat als jij je niet prettig voelt in je lijf [je] niet weet dat je dat kunt gebruiken [of] hoe je dat kunt gebruiken om jezelf te uiten. Om te zien wat voor een mogelijkheden het fysieke lichaam heeft. Dat is dans. Het is gewoon heel fijn om te doen, om even uit je hoofd te komen en soms juist daardoor het hoofd weer aan te zetten. Ik denk dat dat het totaalpakket is.”


TRENDS & CURRICULUM

Met de podcast ‘Danseducatie in de Maatschappij’ houden wij jullie op de hoogte van trends op het gebied van danseducatie! Lynn Kosakoy, redacteur van Dansdocent.nu, gaat namelijk in gesprek met de leiders van de educatieve afdelingen van dansgezelschappen in Nederland en Vlaanderen. Met welke doelgroepen werken zij? Hoe sluiten hun danslessen aan op de kerndoelen in het onderwijs? Of de artistieke visie van het dansgezelschap? Op welke maatschappelijke ontwikkelingen haken ze aan? Dit en meer hoor je direct van de top van de danswereld!

IMG_0174-2.png

Lynn Kosakoy

Lynn Kosakoy is redacteur Trends & Curriculum én Werkplezier & Didactiek. In 2017 studeerde Lynn af als dansdocent aan ArtEZ in Arnhem. Recent behaalde zij ook haar master Kunsteducatie aan ArtEZ in Zwolle. Haar specialisme is ‘dansant burgerschap’ in het primair onderwijs. Lynn werkt als dansdocent op dans- en basisscholen. Daarnaast is ze verbonden aan Cultuureducatie met Kwaliteit en de opleiding Docent Dans van ArtEZ. Voor Dansdocent.nu gaat Lynn in gesprek met de educatieve afdelingen van Nederlandse en Vlaamse dansgezelschappen. Ze vraagt hen naar hun drijfveren en de aansluiting van hun visie op het (dans)onderwijs en de maatschappij.