In de spotlight: NBA-docent en coördinator Marion Vijn
Fotograaf: Sjoerd Derine
INTERVIEW | Na een carrière als balletdanser staat Marion Vijn (61 jaar) inmiddels alweer 29 jaar voor de klas op de Nationale Balletacademie. Daar geeft ze moderne dans, is ze studiebegeleider van de bachelor en associate degree studenten, en jaagt ze innovaties in het balletonderwijs na! Zo bouwde ze als coördinator mee aan de bachelor Docent Klassiek Ballet. En ze zette een nieuw vak op over mentale vaardigheden: “een soort blessurepreventie, maar dan voor mentaal welzijn”.
Hoe ben jij dansdocent geworden?
Ik ben begonnen als klassiek balletdanser. Maar toen ik in 1982 als student begon aan de Scapino Dansacademie (nu: Nationale Balletacademie, red.), heb ik meteen met een gezonde, realistische kijk nagedacht over mijn baankansen als danser. Ik besloot wat breder te kijken en heb toen tijdens de dansopleiding meteen ook mijn docentenopleiding kunnen starten aan dezelfde academie. Dus ik volgde ook vakken als pedagogiek en anatomie en ik kon ook al een groot deel van mijn docentenstage lopen.
Maar goed, toen heb ik dus tot mijn grote vreugde wél de mogelijkheid gekregen om eerst tien jaar professioneel te dansen! Dat heb ik gedaan bij Scapino Ballet en The Royal Swedish Ballet. Daarom had ik mijn laatste stage voor de docentenopleiding uitgesteld. Na mijn carrière als danser kon ik vervolgens alsnog die stage lopen om mijn docentendiploma te behalen. Dat deed ik op de amateurschool waar ik zelf ooit was begonnen met dansen: Balletstudio Kennemerland in Haarlem.
Precies in die tijd had ik het geluk dat er ook een cursus werd gegeven door gerenommeerd balletdocent Peter Silkin, van de Vaganova school in Sint Petersburg. Die kwam naar Amsterdam om aan de Nationale Balletacademie een intensieve cursus te geven voor dansers die balletdocent wilden worden. Kort nadat ik die had afgerond, begon Het Nationale Ballet in 1996 met het maken van een nieuwe productie van Toer van Schayk: Notenkraker & Muizenkoning. Twee bezettingen, dus héél veel kinderen die héél veel dans moesten aanleren. Ze hadden daarom een extra docent nodig om dat in te studeren en dat werd ik! Dat was zó leuk dat het een hele tijd heeft geduurd voordat ik me realiseerde dat dat mijn ‘werk’ was.
Welke lessen geef je nu?
Ik geef nog steeds les op de Nationale Balletacademie, maar geen klassiek ballet meer. Ik geef nu moderne dans en mentale vaardigheden aan de vooropleiding (een aangepast schoolprogramma van dansvakken in combinatie met het reguliere schoolcurriculum, vanaf groep 7 t/m eind middelbare school, red.). Dat laatste doe ik sinds zo’n zeven jaar. Dat is iets waarvan ik vond dat er meer aandacht voor moest komen. Vooral omdat er in de sportwereld op dat moment echt al speciale programma's bestonden voor mentale gezondheid, gebaseerd op uitgebreid onderzoek. Toen heb ik besloten me daarin te verdiepen binnen de Nationale Balletacademie. De school zag daar ook het belang van in en heeft ruimte gegeven om aan de hele vooropleiding deze lessen te gaan geven, dus aan leerlingen van 10 tot 17 jaar.
Zelf stond ik als danser niet zoveel stil bij het mentale gedeelte. Maar toen ik voor de klas stond ging ik dingen zien. Sommige kinderen van een jaar of elf waren bijvoorbeeld onzeker en kwamen bij wijze van spreken elke dag voor de les zeggen: ‘Juf, ik heb vandaag een beetje pijn in mijn buik, ik weet niet of het gaat lukken.’ In het begin dacht ik: ojee, wat zielig! Maar na een tijdje kreeg ik door: dit is gewoon even een momentje van ‘Ziet de juf mij?’ Meestal was het genoeg om hen even aandacht te geven en gerust te stellen. Dan zei ik zoiets als: ‘Probeer het gewoon. Als je een slokje water wil, ga je gewoon slokje water halen. En als het écht niet gaat, dan mag je het zeggen.’ In 99 van de 100 keren was het dan prima, niks aan de hand.
Hierdoor ging ik me afvragen: waarom gaat dit dan zo? Toen raakte ik geïnteresseerd in psychologie en las ik artikelen over kinderen en jongeren die op hoog niveau sporten of dansen. Kinderen die bijvoorbeeld door perfectionisme dagelijks pijn in hun buik hebben. En dat komt dan niet omdat hun darmen een probleem hebben, maar omdat ze in hun koppie het zichzelf zo moeilijk maken. Het zou zo helpen als zo’n kind dan weet hoe die de druk een beetje kan wegnemen. In eerste instantie kan een docent dat misschien doen, of een ouder of iemand anders in de omgeving. Maar het is nog fijner als het kind uiteindelijk zélf de vaardigheden heeft om die druk te verlagen. En dat als het niet helemaal lukt op een dag, ze zelf kunnen reflecteren: Waarom lukte het niet? Wat kan ik morgen anders doen?
Welke thema’s staan in die lessen mentale vaardigheden centraal?
Het is een soort blessurepreventie, maar dan voor op mentaal vlak. Je kunt best veel bewustwording bereiken, ook bij jonge kinderen. Bijvoorbeeld over ‘zelfspraak’, dat je dat eigenlijk altijd doet. Als ik dat woord introduceer, vinden ze het altijd even ingewikkeld. Maar dan leg ik uit: “Je hebt altijd bepaalde gesprekjes in je hoofd. Wie zegt er weleens tegen zichzelf ‘Jeetje, dat had ik beter moeten doen.’” Dan gaan al die vingers omhoog! En als ze dan wat ouder worden en de zelfspraak wordt minder positief, zo van ‘Zie je wel, ik kan het niet’ of ‘Zie je wel, de docent vindt me dom.’ enzovoorts… Als het kind dan al heeft geleerd: hé, dit is zelfspraak, dit doe ik zelf… Dan kan het zichzelf gaan afvragen: Is het waar wat ik tegen mezelf zeg? Waarom denk ik dat? Helpt het om zo te denken? Wat zijn dan de bewijzen dat ik niet goed genoeg ben? Zijn die er wel, of verzin ik dit zelf?
Een ander voorbeeld is als de voorstellingen eraan komen. De meeste kinderen voelen dan adrenaline. Dan kan een van hen zeggen ‘Oh, ik ben zo gestrest!’, maar die bedoelt misschien alleen maar ‘Oh, ik heb er zo'n zin in!’ Terwijl een ander ook zegt ‘Ik ben zo gestrest’ en die is dan ook echt misselijk van de spanning. Dus het is fijn voor de leerlingen om in mijn lessen woorden en begrippen te leren om te begrijpen hoe ze zich voelen en daarover te kunnen praten. Dat ze leren dat het natuurlijk is dat ze zich zo voelen en dat ze van tevoren al kunnen bedenken wat ze daaraan kunnen doen. Dat bespreken we ook samen! Bijvoorbeeld: ‘Als het heel druk wordt en je wordt heel gestrest, wat doe je dan om even je hoofd leeg te maken?’ Of: ‘Als je studiemomenten voor een toetsweek zit in te plannen, plan dan ook gewoon op een gegeven moment in dat je één uur iets leuks mag doen. Een taart bakken of aquarellen. Omdat je die ontspanning ook nodig hebt.’ Het is heerlijk om dan bij kinderen te zien dat ze dan ineens zo'n eureka-momentje hebben.
Dit zijn natuurlijk maar wat voorbeelden. We hebben ook maar eens in de zoveel tijd deze les in mentale vaardigheden, niet elke week. Maar doordat dezelfde thema’s door de jaren heen aan bod komen, onthouden ze het wel. En alle leerlingen krijgen twee keer per jaar de kans om een-op-een korte gesprekken met mij te hebben - óók als er geen ‘zorgvraag’ is en het goed gaat met ze! Ik denk dat het goed is dat alle kinderen over hun mentale welzijn leren praten. Een gezonde geest is heel belangrijk, al helemaal in een omgeving waar veel van ze gevraagd wordt.
Welke thema’s spelen er in die individuele gesprekken?
Omdat we preventief werken komen er veel dingen naar boven die geen probleem zijn, maar waar kinderen wel mee aan de slag willen. Kinderen die bijvoorbeeld zeggen: ‘Ik ben eigenlijk een beetje verlegen. Dat vind ik op zich niet erg, want ik kan er prima mee werken. Maar wat zou ik daaraan kunnen doen?’ Dat kan gaan om onzekerheid in de balletstudio, maar ook dat ze op de lagere school wat steviger in hun schoenen willen staan. Maar ze mogen ook besluiten: ‘Ik ben een best verlegen iemand en ik vind het prima zo.’ Dan is het ook goed. Ik bedoel, je hoeft niet een probleem te verzinnen.
Iets wat ook voorkomt, en wat ik herken van mezelf van vroeger, is dat iemand zegt: ‘Ik wéét dat ik eigenlijk extra zou moeten rekken, maar het lukt me niet om het uit te voeren.’ Nou, dan gaan we uitzoeken: waarom lukt het niet? Dat is dan bijvoorbeeld omdat ze een onrealistische planning maken, zoals ‘Ik wil zeven keer in de week rekken.’ Dan gaan we kijken: oké, wanneer ga je dat dan doen? Hoe ziet je rooster in elkaar? Wanneer komt het goed uit? En dan blijkt: die zeven keer lukt nooit, dus dat is het voornemen meteen al mislukt en dan geven ze het maar helemaal op. Dan kun je beter wat lager inzetten, maar het wél volhouden. Zoals drie keer in de week rekken. Dat zeg ik niet zo direct tegen ze, daar komen ze dan in zo’n gesprek zelf achter.
Het is fijn dat ik door dit soort gesprekjes weet wat de kinderen bezighoudt, ook buiten de balletlessen om. Daar kan ik dan af en toe op terugkomen in de wandelgangen, door te vragen naar hun schoolexamens of hun huisdier. Dan voelen ze zich gezien en dat bevordert het leren! Want een kind dat zich niet veilig voelt in de les is niet leerbaar. Dus een veilige leeromgeving is ook in het belang van jou als dansdocent! Want alleen dan kunnen de leerlingen maximaal leren en de beste danser worden die ze kunnen zijn. Maar je moet zorgen dat ‘danser’ niet hun enige identiteit wordt. Ze moeten natuurlijk gefocust zijn en veel tijd en aandacht erin stoppen, maar ze moeten vooral zichzelf blijven. Je bent altijd ook mens.
Hoe heb je je bijgeschoold voor het vak mentale vaardigheden?
Ik begon met een opleiding Psychosociale Basiskennis bij Sonnevelt, dus nog los van dans, en dat vond ik al smullen. Hoe werken de hersenen? Hoe ontwikkelt het kinderbrein zich? Wanneer is een kind leerbaar en wanneer niet? Nadat ik dat had afgerond wilde ik wat specifieker inzoomen op kinderbegeleiding en heb ik een opleiding gedaan tot kindercoach. Op die opleiding kwam ik in een groep met mensen die geen danser waren. Zo was er iemand die begeleider was in een jeugdgevangenis. Dat zette me echt even met twee voeten op de grond. Ik realiseerde me dat ik met iets fantastisch bezig ben: met kinderen die heel graag iets willen waar ik zelf ook zo van houd.
Ik heb ook veel boeken en artikelen gelezen en zo kwam ik een enorm interessante richting tegen: Acceptance and Commitment Therapy (ACT). Dat richt zich op dat je psychologisch flexibel bent. Het begint met ‘Acceptance’. Bijvoorbeeld: ‘Oké, ik ben dyslectisch, maar dat betekent niet dat ik slecht ben of dat ik dingen niet kan. Ik ben ook briljant in wiskunde en ik ben briljant in trompet spelen. Maar dyslexie is óók een eigenschap van mij.’ En dan de ‘Commitment’ is dat je leert met een bepaalde doelgerichtheid en bereidheid te werken aan hoe je dan je leven het beste op kunt bouwen met dat gegeven van die dyslexie - of beperkte lenigheid, of dat je niet de allerbeste balletvoeten van de klas hebt. Psycholoog Monique Samsen heeft ACT vertaald naar kinderen en jongeren. Ze heeft daarvoor bepaalde dieren genomen die eigenschappen hebben waar kinderen zich mee kunnen identificeren, waardoor ze op een aansprekende en begrijpelijke manier met hun problemen leren omgaan. Ik heb haar training ACT4kids gevolgd en daaruit gebruik ik elementen, inzichten en oefeningen in mijn lessen mentale vaardigheden en de individuele gesprekken.
Je geeft op de Nationale Balletacademie ook moderne dans. Welke leerdoelen staan daarin centraal?
Nou, ik noem het eigenlijk in mijn hoofd ‘voorbereiden op moderne dans’, want het is echt het beginnetje. De leerlingen zijn dertien tot vijftien jaar en ik ben hun eerste docent moderne dans. In die lessen doe ik veel aan floorwork, want in de balletles hebben ze wel Floor-Barre maar dansen ze niet echt in alle drie de vlakken: laag, midden en hoog. In mijn moderne les moeten ze dan ineens naar beneden met een bepaalde ontspanning, terwijl ze bij ballet altijd opgestrekt werken. Sommige kinderen vinden het heerlijk en anderen denken dan ‘Ja, maar, dat is fout!’ Dus ik werk veel aan die gerichte ontspanning van de spieren en bewust de ademhaling inzetten. En niet in een vorm denken of in een positie, maar in een flow denken. Vanuit sensatie.
Wanneer we improviseren, wat de meesten heel leuk vinden, zijn er altijd een paar kinderen die dan bestaande balletpasjes achter elkaar plakken. En dat is prima, want dat is ook improvisatie! Maar dat vormgerichte, daar wil ik beetje bij beetje vanaf. Dus dan geef ik opdrachten als: we gaan improviseren en ik wil nergens een gestrekte voet zien. Zodat ze zich beseffen dat je ook op andere manieren je lijf kunt gebruiken. En sommigen vinden dat helemaal niet leuk! Ik vond het als kind ook lelijk en dus vond ik het onaangenaam. Maar zeker in deze tijden kom je niet meer weg met alleen een klassieke ballettechniek. Er zijn bijna geen balletgezelschappen meer waar je alleen nog klassiek ballet doet.
En uiteindelijk, als ze het zich een beetje eigen maken, dan moedig ik ze aan om te gaan kijken: dat bewust wisselen tussen spanning en ontspanning, werkt dat ook in de klassieke balletles? Nou ja, natuurlijk niet in zijn extreem, want je gaat niet ineens naar de grond. Maar als je continu gespannen aan het werk bent, dan gebruik je ook in ballet niet de beste dynamiek.
Je bent ook coördinator van de bachelor Docent Klassiek Ballet. Wat maakt die opleiding zo uniek?
Er zijn in Nederland geen opleidingen meer die specifiek opleiden tot docent klassiek ballet. Daarom zijn wij in 2022 gestart met deze verkorte bacheloropleiding Docent Klassiek Ballet van één jaar, met name voor balletdansers die willen gaan lesgeven. Al zijn we ook aan het werken aan alternatieve trajecten voor mensen met lesgeefervaring, of losse modules over een subthema zoals lesgeven aan jonge kinderen. We leiden docenten op volgens een door de NBA ontwikkelde methode, een klassieke syllabus voor de levels één tot en met zeven (10-17 jaar). Het is gebaseerd op het Vaganova-leerplan, maar is door de NBA aangepast met specifieke inzichten die zijn ontwikkeld op basis van jarenlange ervaring in het geven van balletonderwijs op professioneel niveau aan kinderen in Nederland.
Onderdeel van het curriculum zijn lessen in anatomie gericht op klassiek ballet, pedagogiek en didactiek, en lesgeefstages. En we hebben een balletpianist die muziektheorie geeft, waarbij de studenten in de studio met de pianist kunnen werken. Dan bereiden de studenten oefeningen voor en vragen ze de pianist om de juiste stijl, maatsoort en tempo - dat vinden ze in het begin moeilijk! De pianist kan hen dan ook confronteren: ‘Oké, je wilde een wals. Zing die eens voor?’ Dan blijkt bijvoorbeeld dat het helemaal geen wals is! Of de pianist stelt voor: ‘Zou het niet beter zijn om een mazurka te doen?’ En dan speelt hij die mazurka voor zodat de student hoort en voelt wat de impact van een andere muziekvorm is op een balletoefening.
Wat is jouw rol in die opleiding?
Als coördinator heb ik aan de zijlijn het curriculum mee ontworpen, maar ik geef geen les aan deze opleiding. Ik ben wel studiebegeleider van de studenten en houd me ook bezig met de logistieke kant zoals het inroosteren. Ik voel me betrokken bij de studenten van deze opleiding door het gedeelde enthousiasme over lesgeven aan balletleerlingen en de uitwisseling die ik tussen hen zie ontstaan! Ik hoop dat we in een paar jaar kunnen uitgroeien in een soort community met terugkomdagen voor onze alumni, om nog extra in te zoomen op steeds een ander thema. Ik droom ervan dat het een landelijk netwerk wordt dat blijft bestaan.
Wat is jouw advies voor jonge dansdocenten?
Blijf dicht bij jezelf. Dat is soms moeilijk, maar heb geduld. Blijf trouw aan je passie en probeer altijd een ‘waarachtig mens’ te zijn. Maar... wees niet zó eigenwijs dat je geen oog hebt voor de mening en inzichten van anderen. Het is juist heel waardevol om te leren van verschillende perspectieven! Je hoeft het niet altijd met anderen eens te zijn. Maar luister met respect naar elkaar.
Het is ontzettend verrijkend voor de leerlingen, studenten, dansers om les te krijgen van verschillende docenten met uiteenlopende meningen, ideeën en smaken. Dus wees als docent niet bang voor verschillen of ‘concurrentie’. Zie verscheidenheid als een kans om te groeien.
IN DE SPOTLIGHT
Dansdocent ben je omdat het je passie is, maar wat meer respect en erkenning zou ook fijn zijn. Toch? Daarom interviewen wij regelmatig leden van Dansdocent.nu om hen in de schijnwerpers te zetten en de aandacht te geven die zij verdienen. We vragen hen waarom ze dansdocent zijn geworden, hoe ze het ervaren en wat ze nog zouden willen meemaken. Ook interviewen we regelmatig vooraanstaande en populaire dansdocenten. Laat je inspireren door deze mooie mensen!
Ilja Geelen
Ilja Geelen is hoofdredacteur van Dansdocent.nu. Ze heeft een bachelor Docent Dans van ArtEZ in Arnhem, en een master Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Sindsdien combineert ze verschillende rollen als maker, docent, performer, schrijver en organisator. Ze begon haar carrière in Marokko, waar ze twee jaar woonde. Nu choreografeert ze regelmatig in Egypte en woont ze ‘in een koffer’.
Ilja begon bij Dansdocent.nu in 2022 als redacteur Young Dance Professional en schreef toen over haar ervaringen als dansdocent in Marokko. Al snel kwamen daar klussen als eindredacteur en nieuwsredacteur bij. En sinds november 2024 dient Ilja Dansdocent.nu als tweede hoofdredacteur. In deze rol is zij verantwoordelijk voor het aansturen van de andere redacteuren.