6 tips voor het schrijven van teksten voor de website van jouw dansschool (deel 2)

Hoofdredacteur Jacqueline de Kuijper deelt in dit artikel haar tips voor vlotte teksten! Fotograaf: Ezme Hetharia.

MARKETING | Wil je weten hoe je een pakkende tekst schrijft? En veelgemaakte taalfouten kunt voorkomen? Lees dan vooral verder! In dit artikel vertelt hoofdredacteur Jacqueline de Kuijper je waar veel dansscholen met hun website de mist in gaan én hoe je dat kunt oplossen. Ontdek in deel 2 van dit artikel waar je op moet letten als je wervende teksten schrijft voor jouw dansschool. En waarom het zo belangrijk is om de eindredactie aan iemand anders over te laten.  

Creatief proces

Benader het schrijven en het maken van de website van jouw dansschool net als het maken van een choreografie of dansvoorstelling. Oftewel, als een creatief proces! Om je een idee te geven: in het schrijven van een artikel voor Dansdocent.nu gaat al snel zestien uur werk zitten, en soms nog veel meer. Dat gaat zo…

De redacteur levert eerst een ruwe versie aan. Hierop geef ik inhoudelijk feedback: spreekt het mij als lezer aan en is de boodschap helder? Een week later levert die redacteur een tweede versie aan, waarna ik ga kijken hoe de tekst gestructureerd is. Ik kijk dan naar de volgorde van informatie, de lengte van alinea’s en paragrafen, de toon waarin het geschreven is, en of er voldoende voorbeelden gegeven worden. Pas nadat de laatste versie, de final draft, is ingeleverd ga ik op zinsniveau naar de tekst kijken. Dan breek ik lange zinnen op in kortere zinnen en haal ik taalfouten eruit. Dat is gedetailleerd werk dat ik samen met een eindredacteur doe. Iemand die het artikel voor het eerst leest en er met een frisse blik naar kan kijken. 

Schrijven lijkt dus op choreograferen! Eerst ga je improviseren en dingen uitproberen, vervolgens de passen vastzetten, dan met volgorde van de frases spelen, en tot slot cleanen. En misschien doe je dit zelfs wel met behulp van een dramaturg die met je meedenkt over de dans nog mooier kan worden, de boodschap nog helderder, of de moves nog indrukwekkender. Dan weet je hoe belangrijk zo’n ‘redacteur’ is. Want ook als je schrijft is goede feedback goud waard. 

En onthoud: het fijne van schrijven voor websites is dat als je van gedachten verandert of een typefout ontdekt, je het nog kunt aanpassen! Websites zijn work in progress. Net zoals een dans voortdurend verandert, zelfs als de voorstelling na de première nog op tournee gaat. Net zo mag een online tekst leven.

Dus probeer dingen uit en gooi weg wat je niks vindt. Experimenteer. Ontdek. Verras jezelf. En heb plezier! You can do it.

Lees de eerste drie tips terug in deel 1 van dit artikel.

Tip 4 | Schrijf in eenvoudige taal

DON’T: geen rekening houden met het taalniveau van je doelgroep
DO: schrijf in eenvoudig Nederlands en gebruik spreektaal

Niet weten wie je ideale klant is (tip 3) maakt teksten schrijven sowieso heel lastig… Want als je niet weet voor wie je schrijft, weet je ook niet wat je moet zeggen. Of hoe je dat het beste kunt zeggen. 

Tegen je oma praat je toch ook heel anders dan tegen je kinderen? En tegen een nieuwe collega heel anders dan je beste vriendin? Denk daarom ook na over wie jouw website gaat bezoeken! Zijn dat jouw leerlingen zelf? Bijvoorbeeld kinderen en jongeren? Of geef je les aan peuters en kleuters en moet jouw website vooral hun ouders enthousiasmeren? Houd daarom bij het schrijven niet alleen rekening met de interesses van jouw doelgroep, maar ook met hun taalniveau en taalgebruik. Zo gaf mijn eindredacteur (generatie z) aan dat het woord ‘mobieltje’ echt niet meer kan. 

Een algemene best practice is om website teksten op taalniveau B1 te schrijven. Oftewel, eenvoudig Nederlands. Dat niveau begrijpt 80% van de Nederlandse bevolking. Daarom is bijvoorbeeld ook alle (online) communicatie van de Rijksoverheid tegenwoordig op B1-niveau. Dat betekent dat de teksten bestaan uit korte, eenvoudige en actieve zinnen. Spreektaal dus! 

Taalniveau B1 staat voor eenvoudig Nederlands. De overgrote meerderheid van de bevolking begrijpt teksten op taalniveau B1. Ook mensen die geen (hoge) opleiding hebben gehad. Een tekst op B1-niveau bestaat uit makkelijke woorden die bijna iedereen gebruikt. En uit korte, eenvoudige en actieve zinnen.
— Rijksoverheid

Dit zijn de taalniveaus die je van elk opleidingsniveau mag verwachten:

  • A1 - A2 (heel makkelijk) - vmbo kader

  • B1 (makkelijk te begrijpen) - vmbo-t 

  • B2 (begrijpelijk) - mbo

  • C1 (moeilijk te begrijpen) - hbo

  • C2 (heel moeilijk te begrijpen) - wo 

Taalniveau B1 staat gelijk aan het taalniveau van een 16-jarige leerling die net het vmbo heeft afgerond. Bestaan jouw klanten met name uit jongeren? Schrijf dan vooral op dit niveau! Dat doe je zo:    

  • Schrijf een duidelijke en korte titel.

  • Gebruik per alinea een tussenkop.

  • Schrijf actief. 

  • Gebruik herkenbare voorbeelden.

  • Begin je tekst met de belangrijkste boodschap. 

  • Maak korte en duidelijke zinnen. Houdt 10 tot maximaal 15 woorden aan per zin.

  • Breek lange zinnen op in kortere zinnen. Je hebt misschien geleerd dat je zinnen niet met de woorden ‘en’, ‘maar’, ‘want’, ‘omdat’, ‘zoals’, etc. mag beginnen. Maar dat mag in dit geval dus wél!

  • Gebruik eenvoudige woorden die iedereen kent. Twijfel je of een woord B1 is? Controleer dit dan op de website ishetb1.nl 

  • Is het nodig om vaktermen te gebruiken? Licht deze dan toe!

Maar let op: schrijf je te simpel, dan voelen jouw lezers zich misschien niet serieus genomen. Het is dus niet verplicht om op B1 niveau te schrijven! Al helemaal niet als jouw klanten allemaal hoogopgeleid zijn. Kortom: schrijf klantgericht en pas je tekst aan aan het niveau van jouw lezers. Net zoals je in jouw danslessen de oefeningen aanpast aan het niveau van jouw leerlingen. 

Oefening A

Je gaat nu jouw sales pitch schrijven. Pak daarvoor jouw ingevulde Copywriting Framework uit de vorige oefening erbij (zie deel 1 van dit artikel). Beeld je in dat je met jouw ideale klant ‘aan de keukentafel’ zit. Of dat je samen een kopje thee/koffie drinkt in een café of de lounge van jouw dansschool. Of dat die klant bij jou aan de receptiebalie staat. Waarschijnlijk is één van je huidige klanten al je ideale klant, dus denk aan die persoon! Hoe concreter, hoe beter.

Beeld je in dat je met deze ideale klant in gesprek gaat. Hoe zou jij dan jouw verhaal vertellen om de dansles/coaching/kinderfeestje/… te verkopen? Met welke vragen reageert jouw ideale klant? Wat wil die van jou weten? Hoe zou jij antwoorden? Met welke bezwaren komt die persoon op de proppen. En hoe zou jij die weerleggen?

Schrijf het denkbeeldige gesprek zo ook op, want eenvoudige taal is spreektaal. 

Oefening B 

Laat je eerste versie uit de vorige oefening een paar uur/dagen liggen en kijk er dan nog eens naar. Schrijf vervolgens zoveel mogelijk verschillende versies. Wees niet te kritisch op wat je schrijft (bewaar die mindset voor de volgende oefening) en ga gewoon lekker creëren. Zet bijvoorbeeld de timer op 15 minuten en dwing jezelf te blijven schrijven. Alles dat in je opkomt zet je op papier (of type je op de laptop). Er is slechts één regel: schrijf geen lang verhaal, maar verschillende korte pitches van enkele zinnen. 

Je kunt daarvoor de dialoog-methode gebruiken. Daarbij verwoord je de situatie, problemen en verlangens van je ideale klant als jij-vragen. En jouw oplossing (dienst of product) als het antwoord op die vragen. De pitch eindigt met een call-to-action. Kijk voor een voorbeeld eens naar de pitch die ik (her)schreef op basis van de website van Dansverhaal.nl:

Werk jij als docent in het onderwijs? En zou je graag meer willen dansen met je klas? Maar weet je niet welke oefeningen het beste aansluiten bij de beweegbehoefte van jonge kinderen? En wil je geen tijd verspillen aan de zoektocht naar liedjes? Word dan lid van Dansverhaal!

Met onze Muziekzoeker vind je eenvoudig leuke muziek! Want wij hebben kant-en-klare afspeellijsten over educatieve thema’s als: ‘op de boerderij’, ‘de oertijd’ en ‘lente’. En met ons stappenplan ontwerp je snel een dansactiviteit die de brede ontwikkeling van jonge kinderen stimuleert. Bovendien krijg je van ons iedere maand een nieuw dansverhaal, met oefeningen, afspeellijst en didactische tips.

Nieuwsgierig? Download gratis ons dansverhaal bij het boek Speeltuin. En ervaar hoe makkelijk het is om jouw klas in beweging te brengen! 

Oefening C

Laat wederom een paar uur/dagen verstrijken voordat je verder gaat met schrijven. Lees nu alle verschillende versies nog eens door. Welke spreekt je het meeste aan? Met die ga je verder. Als je jouw teksten op B1 niveau wilt schrijven, is nu het moment om te controleren of je tekst daadwerkelijk in eenvoudig Nederlands geschreven is. Bijvoorbeeld door zinnen van meer dan 25 woorden op te breken in kortere zinnen. Kijk ook nog eens naar de B1-schrijftips hierboven. Voldoet jouw pitch aan deze criteria? Herschrijf je tekst. Ook nu kun je verschillende versies uitproberen.

Tip 5 | Laat iemand anders de eindredactie doen

DON’T: denken dat je goed kunt schrijven en geen hulp nodig hebt
DO: alle teksten door minimaal één persoon laten nalezen, maar het liefst meerdere!

Veel taalfouten op je website kunnen behoorlijk tegen je werken. Het maakt een slordige indruk en bezoekers kunnen dan al gauw denken dat je een slordig persoon bent en ook slordig werkt. Het heeft te maken met vertrouwen. Als jij netjes en zorgvuldig overkomt, dan zul je hoogstwaarschijnlijk ook netjes en zorgvuldig werken. Dan durft een klant sneller op je te vertrouwen en iets te bestellen of je een opdracht te gunnen.
— Kennisdomein

Toen ik vier jaar geleden met Dansdocent.nu begon was ik een beetje arrogant. Ik vond dat ik heel goed kon schrijven, want ik had op school altijd hoge cijfers gehaald voor mijn essays. Daarom dacht ik dat ik best zelf de eindredactie van de artikelen van mijn redacteuren kon doen. Maar tijdens mijn bachelor en master studies was de voertaal Engels. Hierdoor was mijn Nederlands niet zo goed als ik dacht. Met regelmaat kreeg ik berichtjes dat er taalfouten in onze artikelen stonden. Stomme dt-foutjes vooral. Oeps! 

Sinds 2021 werken we daarom met een vaste eindredacteur. Die kijkt alle artikelen na voordat ze online gaan. Dus nadat ik een artikel al drie of vier keer onder ogen heb gehad, is er nog iemand anders die het artikel voor het het eerst leest en er met frisse blik alle taalfouten uithaalt. Op dit moment is dat Ilja Geelen. Echt waar, deze meid is een godsgeschenk. Ze heeft zoveel oog voor detail! Ik kan niet meer zonder haar. Ik doe overigens de eindredactie van Ilja’s artikelen. Want niemand is perfect en ook een goede eindredacteur ziet weleens wat over het hoofd.

Dus dat is de tip: laat iemand anders de eindredactie doen. Iemand voor wie Nederlands de moedertaal is. En bij voorkeur iemand die een universitaire studie heeft gedaan. Iemand met taalniveau C2 dus. Nog beter als die persoon een ervaren journalist of copywriter is. Echt waar… Je kunt prima je klanten en vrienden vragen om je teksten inhoudelijk te beoordelen, maar zorg ervoor dat je eindredacteur een ster is in de Nederlandse taal!      

Kun je zo’n persoon niet vinden? Laat je tekst dan een week (of langer) liggen en kijk er dan nog eens naar aan de hand van onderstaande checklist. Hierop staan de meest gemaakte taalfouten. Die wil je dus in ieder geval niet maken. 

  • De meestgemaakte fout in online teksten is dubbele spaties en spaties op rare plekken. Dit los je eenvoudig op door een uur/dag later je (gepubliceerde) tekst nog eens na te kijken, als je er weer met frisse blik naar kunt kijken. Dubbele spaties kun je ook ‘pakken’ door met je cursor steeds één plekje op te schuiven (gebruik pijltje naar rechts op je toetsenbord) en zo door heel je tekst te gaan. Deze tactiek is echt een must wanneer je in document de tekst zowel links als rechts uitgelijnd hebt, waardoor de ruimtes tussen woorden wisselende breedtes hebben. Dan zijn dubbele spaties met het oog niet te spotten.

  • De meeste taalfouten hebben betrekking op de d en t aan het einde van een werkwoord. Onthoud dat in de tegenwoordige tijd nooit een d aan de stam van het werkwoord wordt toegevoegd. Fout: ‘Noah betaald voor de dansles’. Correct: ‘Noah betaalt voor de dansles’. Twijfel je of een voltooid deelwoord of een werkwoord in de verleden tijd in een d of een t eindigt? Maak dan gebruik van het ezelsbruggetje ‘t kofschip. Fout: ‘Noah heeft betaalt voor de dansles’. Correct: ‘Noah heeft betaald voor de dansles’.

  • Behalve fouten in spelling kan je ook andere grammaticale fouten maken. Nederlanders met een migratieachtergrond hebben vaak moeite met de lidwoorden: ‘de’ en ‘het’. Voor mannelijke en vrouwelijke woorden komt namelijk altijd de, voor onzijdige woorden altijd het. Dit is moeilijk aan te leren als Nederlands niet je moedertaal is en daarom zijn dergelijke fouten ook heel begrijpelijk. Het is echter nog steeds wel fout.

  • Om deze reden gaat het ook vaak fout met ‘die’ en ‘dat’. Een woord waar je ‘het’ voor kunt zetten hoort bij dat en een woord waar je ‘de’ voor kunt zetten hoort bij die. Fout: het meisje die ging winkelen. Correct is: het meisje dat ging winkelen. Deze taalfout is inmiddels zo in de Nederlandse spreektaal geslopen dat ook kinderen voor wie Nederlands wel hun moedertaal is vaak die in plaats van dat zeggen.  

  • Een ander veelvoorkomende fout is het schrijven van getallen in cijfers in plaats van letters. Je hoort getallen tot twintig, tientallen en honderdtallen in letters te schrijven: zeven, dertien, twintig, dertig, tachtig, honderd, vierhonderd. Andere getallen en exacte waardes zoals data, jaartallen, temperaturen en percentages zijn vaak in cijfers: 42, 134, 50 procent, sinds 2005, 14 ºC. Ook leeftijden worden vaak als cijfers geschreven. Maar let op: in titels, subkoppen en copy (je wervende tekst) is het wél toegestaan om getallen als cijfers te schrijven! Vandaar: ‘6 tips voor het schrijven van …’ 

  • Seksistisch taalgebruik is tegenwoordig echt not done. De standaard voor genderneutraal taalgebruik is de mannelijke vorm. Dus ook vrouwen zijn: directeur, danser, eigenaar, docent, etc. En niet: directrice, danseres, eigenaresse, docente, etc. Verder geniet het de voorkeur om ‘hij/zij’ constructies te vermijden. Dat doe je door de zin in het meervoud te zetten. Not done: ‘Als de leerling te laat is voor de dansles, dan mag hij/zij niet meer deelnemen’. Beter: ‘Leerlingen die te laat zijn voor de dansles mogen niet meer deelnemen’. 

  • Opleidingsvormen worden vaak in hoofdletters geschreven maar dit is eigenlijk fout. Alle namen en afkortingen voor opleidingen en onderwijsvormen krijgen een kleine letter: bso, lbo, lts, tso, vmbo, havo, vwo, mbo, hbo, wo, pabo.

  • Vastklevende eurotekens horen ook niet. Op de website van je dansschool heb je waarschijnlijk tarieven staan. Let daarbij op dat tussen het euroteken en het bedrag een spatie hoort te staan. In Nederland staat er na hele bedragen meestal ook een komma en een streepje: ‘Hij is me nog € 24,- schuldig’. In België is dit minder gebruikelijk: ‘Hij is me nog € 24 schuldig’.

  • Afkortingen kun je beter uitschrijven. Waarom? Omdat het mooier is. En omdat afkortingen je tekst onnodig formeel maken en niet B1 zijn. Neem bijvoorbeeld deze zin: “Deze liefde c.q. passie wilt ze graag overbrengen aan haar leden!” Een afkorting als c.q. (casu quo = 'en' of 'of') doet me denken aan ambtenarentaal. Dat past niet op de website van een vrolijke dansdocent. Beter: “Deze liefde voor dans wil ze graag overbrengen aan haar leerlingen.”

Twijfel je hoe je iets schrijft? En wil je weten wat de officiële taalregels zijn? Zoek het antwoord op jouw vraag dan op één van onderstaande websites. Zelf Google ik mijn vragen altijd. Vervolgens kijk ik in de zoekresultaten of één van deze platformen hierover een blog met een antwoord heeft.

Tip 6 | Gebruik mooie en persoonlijke foto’s

DON’T: goedkope stockfoto’s gebruiken
DO: organiseer een fotoshoot in je eigen dansstudio

Oké, nog één laatste tip. Namelijk: zorg voor professionele foto’s! Van jezelf, van je docenten, van de studio, en van je leerlingen in actie. Want met een website met alleen maar tekst doe je je klanten echt geen plezier. En stockfoto’s gebruiken is niet persoonlijk genoeg en slecht voor je branding. De bezoekers van je website willen weten van wie de dansschool is, en wie hun dansdocent gaat worden. Zorg ervoor dat je hen dat niet alleen vertelt, maar ook laat zien! 

Foto’s zeggen meer dan duizend woorden, en wanneer een bezoeker jouw site aanklikt, zijn de afbeeldingen het eerste dat opvalt. In één oogopslag kunnen jouw bezoekers een beeld krijgen van de identiteit en professionaliteit van het bedrijf. Foto’s die in lage kwaliteit zijn geplaatst, kunnen meteen de illusie wekken dat jullie onprofessioneel te werk gaan, en niet gericht zijn op details. Dat kan ertoe kan leiden dat een potentiële klant meteen besluit niet met jullie in zee te gaan.
— The Mind Office

Op Dansdocent.nu en Dansers.nu plaatsen wij onderaan ieder artikel niet alleen de naam van de redacteur, maar ook een mooie foto en korte bio. En in onze glossy doen we dat ook. Hierop krijgen we vaak hele positieve feedback! Lezers vinden het leuk meer te weten te komen over welke dansdocent het artikel geschreven heeft. En onze redacteuren vinden de jaarlijkse (!) fotoshoot een feestje en zijn blij met de mooie foto’s. Wij vinden dit de investering dan ook meer dan waard! 

Organiseer daarom eens fotoshoot bij jou in de dansstudio. Het is daarbij heel belangrijk eerst voor jezelf duidelijk te hebben welke foto’s er gemaakt moeten worden. Bij welke onderwerpen moeten ze passen? Maar ook: waar op de website gaan ze komen? Moet het daarvoor een liggende (horizontale), staande (verticale) of vierkante foto zijn? Of alledrie, omdat je dezelfde foto’s ook in je stories en posts op Instagram gaat gebruiken? Het helpt dus om eerst de website te bouwen en de teksten schrijven, en dan pas bijpassende foto’s te laten maken. 

Deze liggende foto van Lola van Boxel is ook nog steeds mooi als die is bijgesneden naar vierkant of staande rechthoek. Daardoor is die zowel bruikbaar als banner boven een blog, als een post of story op Instagram. Fotograaf: Ezme Hetharia.

Foto’s moeten ook enigszins op elkaar afgestemd zijn en bij elkaar passen, zodat je website rustig en strak oogt (The Mind Office, 2019). Style daarom je dansstudio en de kleding van je modellen aan de hand van een kleurenschema, zoals de kleuren van jouw huisstijl. Kies twee of drie kleuren uit die je steeds subtiel terug laat komen in de verschillende afbeeldingen. Zonder te overdrijven, creëer je dan snel al onbewust een harmonisch en professioneel ogend geheel. Op de website van dansschool Studio Sisa is dit heel mooi gedaan!

Let op: Bespreek je wensen vooraf uitgebreid met de fotograaf, zodat die exact weet wat de opdracht is. Want anders neemt hun artistieke instinct de overhand… En dan krijg je prachtige foto’s die je misschien online helemaal niet kunt gebruiken. Dat is zonde van je tijd en geld.  

Fotografen waar wij mee gewerkt hebben en die wij kunnen aanraden zijn: Ezme Hetharia (Hilversum), Kim Vos (Eindhoven), en Sjoerd Derine (Amsterdam).  

Bronnen


ONDERNEMERSCHAP & MARKETING

Je bent dansdocent én je runt een dansschool. Je geniet enorm van de uren die je les staat te geven. Maar de leerlingenadministratie, het managen van personeel, de boekhouding, de schoonmaak, de mail en telefoon beantwoorden… Tja, dat hoort er ook bij. Onze redacteur Ondernemerschap & Marketing helpt dansschoolhouders hun bedrijf te laten groeien en financieel gezond te laten zijn. Aan de hand van toegankelijke tutorials leer je over alle praktische zaken waarmee je ook te maken krijgt - en hoe jij daarin onderscheidend kan zijn!

Jacqueline de Kuijper

Danswetenschapper Jacqueline de Kuijper is de oprichter en hoofdredacteur van Dansdocent.nu en Dansers.nu. Naast het aansturen van de andere redacteuren, is ze verantwoordelijk voor de rubrieken ‘Bijscholing & Omscholing’ en ‘Internationaal Dansonderzoek’. Voorheen schreef ze als webredacteur en recensent voor Dans Magazine, en als dansjournalist voor Cultuurpers. Jacqueline heeft een master in Dance Studies van Mills College in Californië. En een bachelor Liberal Arts & Sciences van University College Utrecht. Daar studeerde ze theaterwetenschappen, kunstgeschiedenis, filosofie en psychologie. Verder is ze gecertificeerd als pilatesdocent.